Untitled - Stichting Papua Erfgoed
Untitled - Stichting Papua Erfgoed
Untitled - Stichting Papua Erfgoed
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
246 X<br />
BIJLAGEN<br />
Tot besluit van deze ethnografie van de Humboldt- en Jotefa-baai-bewoners<br />
volgt hier nog een hoofdstuk met bijlagen, die tot goed begrip van het voorgaande<br />
van nut kunnen zijn. Opgenomen zullen achtereenvolgens worden:<br />
mythen en verhalen uit of over deze streek; een woordenlijst; plattegronden<br />
van de dorpen, alle van 1954; een literatuurlijst; een register en een overzichtskaart<br />
van het gehele gebied.<br />
A. Mythen. Allereerst een mythe van de Jotefa-baai, genoteerd door de<br />
heer P. J. Merkelijn, en vervolgens één die uit een aantal vrijwel gelijkluidende<br />
versies (vnl. afkomstig van Tabati-laut-personen) is samengesteld.<br />
1. De oergod, zonnegod, Táb had reeds lang het plan gekoesterd om tot<br />
de schepping van een mens over te gaan. Na lang nadenken daalde hij af naar<br />
de aarde. Hij nam wat van de zwarte bovengrond en kneedde daarvan een<br />
mensvorm, die hij liet drogen. Na enige uren probeerde hij die mens beet te<br />
pakken, maar de vorm viel uit elkaar, want het was maar gewone losse aarde.<br />
Toen nam Táb chocho-grond (gemengde-kleuren-grond, d.i. de grond die<br />
onder de zwarte bovenlaag zit). Deze proef mislukte eveneens en toen bedacht<br />
Táb, dat hij koudere grond moest gebruiken; hij groef nog dieper tot hij<br />
bloedrode grond aantrof, en daar lukte het proces mee. Het was echter slechts<br />
een vorm: het geheel had wel handen en voeten, maar geen neus, mond, ogen,<br />
adem noch beenderen.<br />
Hij vond een tobu-boom, die hij kapte, schilde en waarvan hij de inhoud<br />
nam. Van dit zachte witte hout maakte hij het beenderenstelsel, dat hij door de<br />
anus naar binnen werkte. Hoe hij dat precies deed is het geheim van Táb, dat<br />
geen mens kent; misschien sprak hij een zegenformule uit. Hij zette het thans<br />
stevige geheel, voorzien van hart en longen, gemaakt van weswabu (d.i. bat,<br />
in het Maleis „nibung hutan" genoemd), overeind. Buik en verdere ingewanden<br />
waren gewoon van aarde. Het overeindstaande wezen, Iria, gaf hij een<br />
duw, zodat het liep. Toen het even gelopen had riep hij hem: „Iria!" Maar<br />
Iria hoorde noch antwoordde hem, want hij had nog geen oren, ogen, neus of<br />
mond. Táb rende naar hem toe en leidde hem aan de hand terug, dacht na en<br />
nam toen de beenderen van een (willekeurige) slang, maakte van die beenderen<br />
neus, mond en oren. De ogen werden van de ogen van een kat gemaakt. De<br />
kat kwam niet voor op Nieuw Guinea, maar Táb haalde de oerkat en gebruikte<br />
daar de ogen van. Táb maakte een tweetal scheuren in de kleivorm en stopte<br />
daar die ogen in. Toen zei hij tegen Iria: „Kind, jij heet Iria. Antwoord mij!";<br />
en Iria zei: „Ja, Vader." Hij kon dus horen en spreken. Táb zei: „loop nu eens<br />
naar gindse berg, de berg Mèr. Als je daar bent zal ik je roepen en moet je<br />
terugkomen." — Deze berg is de hoge top tussen Pim en Kotabaru-pantai. —<br />
Aldus gebeurde.<br />
Bwök of Buïk of Bwèk, de vrouw van Iria, werd door Táb gemaakt uit Iria's<br />
rib. Ze leefden samen op de berg Mèr.<br />
Hun eerste kind was Dòhòr (Rohordi, Dokor).<br />
Hun tweede kind was Mách (Máchbi, Mák).<br />
Daarna volgden 16 meisjes, geen van hun namen is bekend. Die meisjes<br />
bleven geen van allen leven, maar keerden allen terstond terug tot de geestenstaat.<br />
Het zijn deze meisjes, die Tabati voorzien van tekenen. Als er in een van