Untitled - Stichting Papua Erfgoed
Untitled - Stichting Papua Erfgoed
Untitled - Stichting Papua Erfgoed
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
94<br />
de kop omlaag, gespreide \leugels en de staart omhoog. 1 ) Om de hals droeg<br />
men ook wel snoeren blauwe en gele kralen. Terwijl, bij feesten en in de tempel,<br />
de jongemannen een koord om de hals droegen waarvan zowel aan borst- als<br />
aan rugzijde een franje van lang gras afhing, nánsos rò (nán = water), bij<br />
gebrek aan gras hingen zij wel klapperpalmblad om de hals. 2 )<br />
Kruisgewijs gevlochten bandehers, warwar, droeg men over borst en rug,<br />
meestal vlak onder de oksels door Ook gordels of biiikbanden waren een gewone<br />
dracht, voor het ophouden van de schaamlap of voor de sier. Zeer fraaie<br />
gordels werden (evenals armbanden) uitsluitend vervaardigd te Tarfia, dat<br />
een soort monopolie bezat op dit gebied. 3 )<br />
Om de polsen droeg men banden, timpsane, geslepen uit een trochusschelp,<br />
terwijl de volwassenen om de bovenarm banden droegen, bap ?, van<br />
twee varkensslagtanden, aan beide einden aan elkaar bevestigd, of bredere fijn<br />
gevlochten banden, rè, waarop aan de buitenkant soms schelpplaatjes en<br />
zwarte, blauwe en rode sagapitjes waren vastgemaakt De gewone armbanden<br />
heetten nau of cha. Ook droegen de mannen bij feesten bosjes geurig gras<br />
(Clausena-soort), bloemen en het haarfijne tjemara-blad om de bovenarm.<br />
Hoewel niet bepaald behorende tot kledij of opschik worde hier tevens<br />
genoemd de dolk, chamau, die vroeger in de bovenarmband werd gedragen<br />
en van nut was voor allerei karweitjes. Deze dolk, ook van elders uit Nieuw<br />
Guinea bekend, werd vervaardigd uit het pijpbeen van een casuans, soms van<br />
varkensbot, en was soms eenvoudig versierd lengte circa 30 cm. 4 )<br />
Boven de kuiten droeg men eenvoudige gevlochten ringen èn di (J.),<br />
waarin soms ook bosjes gras, e.d. werden gestoken, er waren echter ook fraai<br />
versierde exemplaren bij, o.m. met schelpbelletjes, chrèngcbrèng, speciaal voor<br />
feestelijke gelegenheden Ook enkelbanden droegen de mannen, met echter<br />
volwassen vrouwen.Omtrent de Iréuw groep vernam ik dat deze bij feesten aan<br />
de buitenzijde van de enkels paradijsvogelveren droeg.<br />
De vrouwen opschik komt in sommige opzichten overeen met die der mannen.<br />
Ook zij hadden voorheen dikwijls het haar deels of geheel rood gekleurd<br />
en met bloemen gesierd, kammen echter mochten ze slechts bij feesten dragen<br />
Gelaatbeschildering was hun verboden. Als neussierraad mochten zij geen varkenstanden<br />
dragen, wel echter kleine schildpadschaal ringen of kralen kettinkjes,<br />
chaimandi (eigenlijk een kralennaam). Horst deelt ons nog mee 5 ) „Alle<br />
ongehuwde vrouwen schijnen hier (nl te Tabati. G. ) een koordje te dragen<br />
door het middenschot van den neus, bij gehuwde vrouwen zag ik dit niet".<br />
De ènksji of forá, schildpadoorringen, werden door de vrouwen eveneens<br />
gedragen, meestal enkele tegelijk, de mannen droegen er minder De oren<br />
werden ook wel getooid met achtpuntige schelpringen, chim rère charinde.<br />
Ook kralen halssnoeren behoorden tot de dracht der vrouwen Volwassen vrouwen<br />
tooiden zich — evenals hun mannelijke seksegenoten — ook met de bovenarmbanden<br />
baja en rè (zie hierboven), met bandeliers en buikbanden.<br />
Wonderlijk genoeg schrijft echter Van der Goes 6 ) „Om hals en armen dragen<br />
vrouwen of meisjes geene versierselen"<br />
————<br />
1 ) 51; p. 170.<br />
2 ) 10; p. 162, 163.<br />
3 ) 59; p. 89.<br />
4 ) 17; p. 70.<br />
5 ) 34; p. 33 (overdruk).<br />
6 ) 26; p. 172.