Untitled - Stichting Papua Erfgoed
Untitled - Stichting Papua Erfgoed
Untitled - Stichting Papua Erfgoed
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
140<br />
in deze archaïsche samenleving zonder meer aanvaard, zoals trouwens uit voorgaande<br />
paragrafen reeds duidelijk is gebleken. In deze paragraaf willen wij nog<br />
enige verschijnselen vermelden die tevoren niet ter sprake zijn gekomen en meer<br />
thuis behoren in de occulte, parapsychologische, sfeer, zoals spiritisme, helderziendheid,<br />
bezetenheid Hierbij gaat het om contact met zielen van overledenen<br />
of met urèb, en wel hetzij individueel {evenals in de vorige paragrafen het<br />
geval was) of collectief tijdens een seance.<br />
Het geven van klopsignalen — zo bekend van onze Westerse spiritistische<br />
samenkomsten — is ook in de baai-dorpen niet onbekend, men noemde dat<br />
verschijnsel om tinja (K.) — Helderziendheid, het vooruit kunnen zien<br />
wat er over enige tijd zal geschieden, wordt aangeduid met minchrauk (J.)<br />
of chodjo-chraibu (K.), iemand die deze gave bezat was wijlen Willem<br />
Meraudje van Tabati. Wellicht kan ook het volgende hiertoe gerekend worden,<br />
want van een droom was geen sprake geweest, beweerde men. Omstreeks 1915<br />
overleed de vrouw van Debonoi Itár van Indjeros. De man, die veel van haar<br />
gehouden had, vertoefde dikwijls op haar graf, hopende en verlangende zijn<br />
vrouw nog eens terug te zien. Eens op een nacht toen hij weer bij het graf was,<br />
zag hij ten vreemde stoet aankomen. Voorop kroop een grote slang met een<br />
mensenhoofd, daarachter volgde een zich voortkantelende doodkist, toen kwam<br />
er een zwarte man, vervolgens een witte man, en tenslotte zijn vrouw De witte<br />
man en zijn vrouw vroegen Debonoi mee te gaan. Na enige tijd kwamen zij<br />
op een grote vlakte en zagen in de verte vele mensen (zielen). De vrouw zei tot<br />
haar man dat hij niemand mocht antwoorden als tot hem gesproken zou worden<br />
en niets mocht aannemen als men hem wat wilde geven Eerst passeerden<br />
zij toen een grote groep klagende, hongerige en dorstige, lieden (Fròròchonjenuchi?,<br />
vgl. hoofdstuk III, A, 11) Toen kwamen zij bij een groot huis met<br />
een groot erf waaromheen een omheining stond, in dit huis zaten vele mensen<br />
Aan de omheining hingen pakjes van gevlochten klapperblad, groene (jonge)<br />
pakjes, gele (al wat oud geworden) pakjes en bruine (oude) pakjes In elk<br />
pakje zaten de overtredingen van een bepaald mens (diefstal, overspel, enz )<br />
Dit alles vertelde de vrouw aan Debonoi; zij zei ook dat haar man weer terug<br />
moest gaan, niet te veel aan haar moest denken en een goed leven moest lijden.<br />
Vervolgens bracht zij hem weer terug naar de grote vlakte en zo naar de aarde.<br />
Bezetenheid treedt meestal op tijdens seances, hieromtrent bericht o.a. Halie<br />
in zijn memorie van overgave van de onderafdeling Hollandia, dat deze omstreeks<br />
1930 volstrekt niet zeldzaam waren. Men zat in een kring rond een<br />
houten beeld, een stok of een prauw Sommigen raakten bezeten, gingen dansen,<br />
wartaal uitslaan e d Men raadpleegde dan de urèb nopens ziekte, oorlog,<br />
visserij, enz. Kreeg men nu gedurende enige tijd enkele verkeerde adviezen<br />
van de demonen, dan werden de bemiddelende beeldjes enz weggegooid<br />
en weer andere genomen Te Tabati gebruikte men bij zulke samenkomsten<br />
geen beeldjes, doch een schotel met water (met massooi-bast ?). Te Indjeros<br />
noemde men deze bezetenheid urèb rechau, te Nachaiba warèpo-taria en te<br />
Kaju Indjau berèbo-chetjauw (als één persoon in trance geraakte) of<br />
berèbo-chaugu (als dat met meer dan één het geval was) Te Nachaiba onderscheidde<br />
men nog de begrippen warèpo kébirja, d.w.z. het begin der bezeten<br />
heid, en warèpo-chawirdja, het werkelijk bezeten zijn. Als hulpmiddelen om<br />
zulk een extase op te wekken werden bepaalde bladeren gebruikt, bijvoorbeeld<br />
semboari. Zo'n bezetenheid hield vanzelf weer op. De bezetene, het medium<br />
van de demon, noemde men berèbo-rècharu (K.).