Untitled - Stichting Papua Erfgoed
Untitled - Stichting Papua Erfgoed
Untitled - Stichting Papua Erfgoed
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
91<br />
bamboekokers, narè-cho, grote voor het bewaren van drinkwater; en kleine<br />
voor het bewaren van tabak.<br />
sago-kloppers, wau (J.) of bawè (K.), van groen of ander gesteente, bevestigd<br />
in een heft middels rotan of touw of vlechtwerk.<br />
ophanghaken, chenjau, van hout en meestal fraai besneden; thans nog zelden<br />
gebruikt.<br />
knopentouw, wárftuk (J.) of báròf tugu (K), nog wel bij ouderen in<br />
gebruik om afgesproken data vast te leggen (al in 1871 waargenomen).<br />
mandje, rob ròb (J.) of ròbròbò (K.), speciaal en fijn gevlochten voor het<br />
bewaren van kralen; flesvormig, met een dekseltje.<br />
slaap- of hoofdsteun, umir (J.) of cbonjenacbè (K. en N.), van hard donker<br />
hout, met plat middenstuk dat uitloopt in snijwerk (dierenkop,<br />
staart, e.d. als van een krokodil, hagedis, hond, enz.) waardoor ook<br />
een variërende benaming aan het geheel wordt gegeven. Het latje is<br />
ongeveer 50 cm. lang en 8 cm. breed, rustend op vier paarsgewijs aangebrachte,<br />
pootjes. Vrouwen gebruikten deze steunen ook. De versieringmotieven,<br />
dikwijls een combinatie van krokodil en mens (juist<br />
als bij graf- en tjainpa-versieringen, mochten algemeen gebruikt worden.<br />
Nog antiquarisch hier en daar bewaard.<br />
sago-schaal, nèn (J.), van hout, zoals de schalen van het Sentani-meer. Thans<br />
niet meer gebruikt.<br />
telhoudjes, nòchòchauwè, palmbladnerven om er „lidi" 's in te steken teneinde<br />
aldus de bruidsprijs-afbetaling e.d. te registreren.<br />
draagtas-houtjes, sòcbri-ai (J.) of s choridji-ai (K.), gebruikt voor het<br />
,,breien" van draagtassen. De donkerkleurige, dikwijls fraai besneden,<br />
platte latjes zijn circa 50 cm. lang; versieringen stellen voor: leguaan<br />
(from), schelpsoort (bwök), demon (urèb), enz. Te Nachaiba vervaardigt<br />
men de tassen zonder deze houtjes. Het tassen-maken is vrouwenwerk.<br />
draagtassen, sòchri (J.) of s choridji (K.); van „gebreid" touw of<br />
pandanus-vezel, soms dienende voor speciale gelegenheden maar meestal<br />
voor huis-, tuin- en keuken-werk en spoedig groezelig vuil. Naar gelang<br />
van vorm en functie dragen de tassen andere namen, bijv. te Nachaiba<br />
buracháchá, áchári, wáchòbè, enz. Nog steeds vertonen vele<br />
draagtassen de eigen clan-versiering, zoals gekleurde banden die dan<br />
voorstellen een regenboog, een leguaan, enz. De eerste, nl. drie evenwijdige<br />
banden, was het teken van Iwo en Chababuk; de tweede, een<br />
gekleurde geblokte band, behoorde aan Meraudje. Sanji's tekens zijn:<br />
schelp, vissoort (aruwèr,) regenboog (tjèmèr). Andere Indjeros- groepen<br />
hadden ook wel draagtas-strepen, doch deze stelden dan niet<br />
aruwèr voor, doch bijv. tábiar, de zon nebrug d.w.z. de strepen,<br />
die men aan de lucht ziet bij het opkomen van de zon. Jouwé heeft<br />
vele strepen op de draagtassen, Sibi juist niet. Op een Chai-draagtas te<br />
Kaju Batu waren aangebracht: chansorè, d.w.z. aan de beide bovenuiteinden<br />
twee paar afhangende ringen; fiauw-giri, een ronde straalvormig<br />
versierde schijf; chaimandi, een apart aangebrachte kraal;<br />
p long (= vlieg), allerlei losse kraaltjes; nánábi, groepjes grijze<br />
coix-pitjes vastgenaaid op een kraal, als „beestjes die op drijfhout zitten"<br />
(afkomstig van de verdwenen groep Mót(u)); ook waren een aantal<br />
banden aangebracht, geen speciale clan-versiering evenwel, nl. mèra