Untitled - Stichting Papua Erfgoed
Untitled - Stichting Papua Erfgoed
Untitled - Stichting Papua Erfgoed
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
40<br />
afhangend droeg, werd de mèrmaro tot boven de knie gedragen. Bij de Sorogroep<br />
van Kaju Indjau was deze máro versierd met pa radijsvogels. Sibi- en<br />
jouwè-weduwen gebruikten geen rouwschort. Een rouwkap voor de weduwe,<br />
als elders gebruikelijk, kende men niet in deze streken. Men vertelde, dat de<br />
vrouw van de charsori juist buitenshuis een kap droeg, die zij als weduwe echter<br />
placht af te laten. Na het dodenmaal, variërende naar voornaamheid en welstand<br />
van de dode en diens clan, eindigde deze rouwtijd.<br />
Enige dagen na het „begraven" namelijk werd de zware rouw periode besloten<br />
met een feest. Bij die gelegenheid werd de weduwe (of weduwnaar) gebaad,<br />
het haar afgeknipt (wat volgens andere informanten echter al geschied<br />
was tijdens de afzonderingsperiode), terwijl de weduwe ook van een nieuwe<br />
schort werd voorzien en de oude werd weggeworpen, zij bleef evenwel nog lang<br />
gebonden aan beperkende voorschriften. Te Nachaiba werd nu het vuur van het<br />
graf verwijderd. Blijkbaar werd de sacrale gevaarlijke band met dood en hiernamaals<br />
verbroken, althans aanmerkelijk losser gemaakt.<br />
Op het feest, m do, was een varken, merai genaamd, de hoofdschotel,<br />
het was bestemd voor de mannen, die hun haar met rode aarde hadden ingesmeerd,<br />
en werd toebereid op het tempel platform. De groep van de gestorvene<br />
ontving er echter niets van. (zie de beschrijving van Chamadi's begrafenismaal,<br />
hierboven). Op het platform verzamelden zich alle groepen met hun versierselen<br />
en dansmutsen, manchrar, waarna ongeveer een uur werd gedanst, vervolgens<br />
gepauzeerd en dan weer verder werd gefeest tot de volgende morgen.<br />
Verwanten van de overledene brachten voedsel, dat verdeeld werd onder de<br />
huiswaarts kerende groepen. Het was waarschijnlijk zulk een feest dat beschreven<br />
werd door Van der Sande, namelijk het dans- en eet-feest op 30 Mei 1903<br />
te Tabati voor een overleden „tante van zijn tolk Waro. 1 ) In de tempel werd<br />
eerst hevig op de fluiten geblazen. Vervolgens bood Waro een varken en ongeveer<br />
20 pakken sago aan, door zijn dorpsgenoten (clangenoten? G. ) verschaft<br />
. Daarop volgde in de tempel weer luid fluitgeblaas en dansen voordat<br />
het voedsel van het platform in de tempel werd gebracht. Eindelijk begon het<br />
zingen met trombegeleiding, dat tot laat in de nacht voortduurde. Intussen<br />
werd het voedsel gedistribueerd, en wel door het adathoofd Chamadi.<br />
Bij het verschijnen van de eerste nieuwe maan aan de westelijke hemel na<br />
een sterfgeval werd — zoals hiervoor ook in verband met een geboorte werd<br />
vermeld — deze met a-a-a-a-geroep begroet.Ook ditmaal werd een brandende<br />
fakkel omhoog gehouden, doch vervolgens, onder het uitspreken van de naam<br />
van de overledene, in zee gedompeld zodat zij doofde. 2 )<br />
Soms was er enkele maanden na een sterfgeval weer feest, o a voor de groe<br />
pen Chamadi, Iréuw en de hun vervangende groepen Afár en Indjama, aldus<br />
vertelde Christiaan Iréuw. Stierf namelijk hun vrouw of kind of een ander<br />
familielid, dan behoorden deze hoofden (resp vervangers) twee à drie maanden<br />
binnenshuis te blijven. Om het hoofd weer „buiten'' te krijgen moesten de<br />
dorpelingen op de varkensjacht gaan; met het gevangen varken trokken zij al<br />
dansend naar het dorp om daar ook nog enige uren te dansen op het platform.<br />
NA een pauze — om te eten en te drinken — werd dan het varken naar de<br />
woning van het hoofd gebracht. Dit gebruik noemde men mecharje.<br />
1 ) 59; P. 300 en 309. Genoemde Waro Itár ging in 1893, tezamen met Padai Chamadi,<br />
met Zendeling Bink mee, Chamadi stierf later op Ternate; Waro werd er tuinjongen<br />
bij de Resident (9; p. 136 en F. C. Kamma e.a: Kruis en Korwar 1953, p 151).<br />
2 ) 67; p. 501