26.09.2013 Views

2006 - Jaarverslag Hof van Cassatie (PDF, 1.61 MB) - Federale ...

2006 - Jaarverslag Hof van Cassatie (PDF, 1.61 MB) - Federale ...

2006 - Jaarverslag Hof van Cassatie (PDF, 1.61 MB) - Federale ...

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

206<br />

verhoogt de inaanmerkingneming <strong>van</strong> dergelijke feiten, die niet door de feitenrechter<br />

zijn vastgesteld, maar wel uit de stukken blijken, aanzienlijk het risico dat de<br />

partijen voor een verrassing komen te staan wanneer het <strong>Hof</strong> ambtshalve substitutie<br />

<strong>van</strong> motieven toepast.<br />

Over het algemeen blijkt uit de rechtspraak dat het <strong>Hof</strong> de voorkeur lijkt te geven<br />

aan de beperkende benadering <strong>van</strong> de feiten op grond waar<strong>van</strong> het substitutie <strong>van</strong><br />

motieven toepast en zich strikt houdt aan die welke zijn vastgesteld door de rechter<br />

tegen wiens beslissing cassatieberoep is ingesteld 197 . De (niet zo talrijke) arresten<br />

waarin het <strong>Hof</strong> blijkbaar wel feitelijke gegevens in aanmerking neemt die zijn<br />

vastgesteld in de stukken <strong>van</strong> de rechtspleging waarop het acht vermag te slaan,<br />

tonen aan dat die benadering de voorkeur kan krijgen wanneer de behandeling <strong>van</strong><br />

het middel het onderzoek <strong>van</strong> stukken <strong>van</strong> de rechtspleging vereist 198 ; het onderzoek<br />

<strong>van</strong> die stukken verplicht trouwens het <strong>Hof</strong> daarom nog niet om feitelijke gegevens<br />

te gebruiken die geen verband houden met die welke de feitenrechter in aanmerking<br />

genomen heeft. 199<br />

D.SUBSTITUTIE VAN EEN MOTIEF DAT HET BESTREDEN DICTUM NAAR RECHT VERANTWOORDT<br />

Door de substitutie <strong>van</strong> motieven toe te passen verklaart het <strong>Hof</strong> het middel nietont<strong>van</strong>kelijk<br />

bij gebrek aan belang. Het baseert zijn beslissing hierop dat de reden<br />

waarom het middel niet kan leiden tot vernietiging <strong>van</strong> het bestreden dictum, is dat,<br />

naar het oordeel <strong>van</strong> het <strong>Hof</strong>, een andere rechtsgrond – namelijk over het algemeen<br />

een andere regel die <strong>van</strong> toepassing geoordeeld wordt op de feiten <strong>van</strong> de zaak 200 –<br />

dat dictum naar recht verantwoordt.<br />

De substitutie <strong>van</strong> die andere grondslag veronderstelt dat deze voldoet aan het ideaal<br />

<strong>van</strong> wettigheid <strong>van</strong> het motief dat het dictum verantwoordt. Het betreft hier een eis<br />

waar<strong>van</strong> het <strong>Hof</strong> de naleving nagaat wanneer het in zijn antwoord op een door<br />

verweerder of het openbaar ministerie opgeworpen middel <strong>van</strong> niet-ont<strong>van</strong>kelijkheid<br />

197 Cf. Cass. 29 oktober 1992, A.C. 1991-1992, nr. 704; Cass. 2 december 2002, A.C. 2002, nr. 649;<br />

Cass. 10 januari 2003, A.C. 2003, nr. 22; Cass. 16 december 2005, AR. C.03.0128.F en C.03.0206.F, met<br />

concl. adv.-gen. Th. WERQUIN. In sommige zaken wordt de mogelijkheid <strong>van</strong> een substitutie <strong>van</strong><br />

motieven overwogen, maar vervolgens door het openbaar ministerie snel <strong>van</strong> de hand gewezen,omdat de<br />

in het arrest vastgestelde feitelijke gegevens onvoldoende blijken te zijn om het beroep op dat procédé te<br />

wettigen (cf. de concl. <strong>van</strong> eerste adv.-gen. J.–Fr. LECLERCQ, Cass. 13 december 2004, Pas. 2004,<br />

S.04.0024.F nr. 609; concl. adv.-gen. G. BRESSELEERS, Cass. 19 januari 2001, A.C. 2001, nr. 39 )<br />

198 Aldus brengt bijvoorbeeld het onderzoek <strong>van</strong> een middel dat de schending <strong>van</strong> artikel 807 <strong>van</strong> het<br />

Gerechtelijk Wetboek aanvoert het <strong>Hof</strong> ertoe acht te slaan op de gedinginleidende dagvaarding (Cass. 11<br />

maart 2004, A.C. 2004, nr. 139).<br />

199 In de zaak die geleid heeft tot een arrest <strong>van</strong> 2 oktober 2003 (A.C. 2003, nr. 472 ) brengen de stukken<br />

waarop het <strong>Hof</strong> vermag acht te slaan drie feitelijke gegevens aan het licht: de inhouding <strong>van</strong><br />

bedrijfsvoorheffing op de inkomsten <strong>van</strong> de verweerders voor het jaar 1989, het feit dat die voorheffing<br />

voor dat jaar niet ten kohiere was gebracht en de onmogelijkheid om de aanslag voor dat jaar vast te<br />

stellen op het ogenblik <strong>van</strong> de uitspraak <strong>van</strong> de rechter. Alleen de eerste twee feiten worden uitdrukkelijk<br />

vastgesteld in het bestreden arrest; dat neemt niet weg dat het derde ten gevolge <strong>van</strong> de toepassing <strong>van</strong> de<br />

belastingwet moet worden vastgesteld. Het <strong>Hof</strong> verdraait dus het geheel <strong>van</strong> de door het hof <strong>van</strong> beroep in<br />

aanmerking genomen feiten niet.<br />

200 A. DECROËS, op. cit., p. 451.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!