2006 - Jaarverslag Hof van Cassatie (PDF, 1.61 MB) - Federale ...
2006 - Jaarverslag Hof van Cassatie (PDF, 1.61 MB) - Federale ...
2006 - Jaarverslag Hof van Cassatie (PDF, 1.61 MB) - Federale ...
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
60<br />
In hun cassatieberoep houden de eisers daarentegen staande dat het recht <strong>van</strong><br />
uitkoop in het persoonlijk belang <strong>van</strong> de houder kan worden uitgeoefend. In hun<br />
visie is er geen sprake <strong>van</strong> rechtsmisbruik indien de houder <strong>van</strong> het subjectief recht<br />
dat recht voor egoïstische doeleinden aanwendt.<br />
Het <strong>Hof</strong> verwerpt die interpretatie. Het herinnert eraan dat artikel 841 een<br />
uitzonderingsbepaling is die afwijkt <strong>van</strong> het gemeen recht. Het beslist dat het recht<br />
<strong>van</strong> erfuitkoop enkel ertoe strekt de zaken <strong>van</strong> de familie te beschermen tegen de<br />
bemoeiingen <strong>van</strong> derden, moeilijkheden te voorkomen die door de aanwezigheid <strong>van</strong><br />
die derden bij de verdeling kunnen ontstaan en het behoud <strong>van</strong> het familiefortuin te<br />
bevorderen.<br />
Door vast te stellen dat het recht <strong>van</strong> erfuitkoop niet door morele overwegingen was<br />
ingegeven, doch enkel werd uitgeoefend met de bedoeling de door de Belgische<br />
Staat betaalde onteigeningsvergoedingen op te strijken, verantwoordt het arrest aldus<br />
zijn beslissing naar recht.<br />
C.SCHULDVRAAG BIJ BEOORDELING VAN HULP- EN BIJDRAGEVERPLICHTING TUSSEN ECHTGENOTEN<br />
IN ECHTSCHEIDING: ARREST VAN 22 DECE<strong>MB</strong>ER <strong>2006</strong> (C.06.0098.N)<br />
In zijn arrest <strong>van</strong> 22 december <strong>2006</strong> krijgt het <strong>Hof</strong> de mogelijkheid om zijn<br />
rechtspraak te verfijnen aangaande de schuldvraag bij de beoordeling <strong>van</strong> hulp- en<br />
bijdrageverplichting tussen echtgenoten.<br />
Een feitelijk gescheiden echtgenoot die bij toepassing <strong>van</strong> de artikelen 213 en 221,<br />
eerste lid, <strong>van</strong> het Burgerlijk Wetboek een onderhoudsbijdrage vordert <strong>van</strong> de<br />
andere echtgenoot, moet in beginsel aantonen dat het ontstaan noch het voortduren<br />
<strong>van</strong> de scheiding aan hem te wijten zijn en dat hij derhalve niet zelf verhindert dat de<br />
andere echtgenoot de hulp- en bijdrageverplichting in natura in de echtelijke woonst<br />
nakomt.<br />
De zaak ligt anders in geval de echtgenoten gescheiden wonen ingevolge een<br />
rechterlijke beslissing dan wel ingevolge een echtscheidingsprocedure die de<br />
samenwoningsverplichting automatisch opschort. Alsdan moet de echtgenoot die<br />
een onderhoudsbijdrage vordert, niet bewijzen dat noch het ontstaan noch het<br />
voortduren <strong>van</strong> de scheiding aan hem te wijten zijn. Evenwel staat het in dergelijk<br />
geval de andere echtgenoot vrij het (tegen)bewijs te leveren en zodoende aan te<br />
tonen dat het ontstaan dan wel het voortduren <strong>van</strong> de scheiding, al was het ten dele,<br />
te wijten is aan de echtgenoot die een onderhoudsbijdrage vordert 22 . Bij de<br />
beoordeling <strong>van</strong> dit (tegen)bewijs mag hoe dan ook niet worden vooruitgelopen op<br />
de in voorkomend geval hangende echtscheidingsprocedure en de hierbij door de<br />
echtscheidingsrechter te beoordelen fouten. Is evenwel, zoals in het onderhavige<br />
geval, een definitieve echtscheidingsuitspraak tussengekomen, dan kan de<br />
dientengevolge vaststaande fout zonder meer dienen om het voormelde<br />
(tegen)bewijs te leveren. Aldus moet de rechter die in het raam <strong>van</strong> artikel 1280 <strong>van</strong><br />
het Gerechtelijk Wetboek moet oordelen over een vordering tot het verkrijgen <strong>van</strong><br />
22 Cass. 21 januari 1999, A.C. 1999, nr. 37.