2006 - Jaarverslag Hof van Cassatie (PDF, 1.61 MB) - Federale ...
2006 - Jaarverslag Hof van Cassatie (PDF, 1.61 MB) - Federale ...
2006 - Jaarverslag Hof van Cassatie (PDF, 1.61 MB) - Federale ...
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
overname meebrengt <strong>van</strong> de tenuitvoerlegging <strong>van</strong> de straf waarop de voormelde<br />
rechterlijke beslissing betrekking heeft en dat die straf overeenkomstig de<br />
bepalingen <strong>van</strong> de Wet <strong>van</strong> 23 mei 1990 wordt tenuitvoergelegd. De derde paragraaf<br />
<strong>van</strong> ditzelfde artikel 18 vermeldt dat de straf die in het buitenland is uitgesproken<br />
rechtstreeks en onmiddellijk in België uitvoerbaar is. Die tenuitvoerlegging wordt<br />
naar luid <strong>van</strong> artikel 23 <strong>van</strong> dezelfde wet, door de Belgische wet geregeld.<br />
Anders gezegd, naar luid <strong>van</strong> artikel 18 <strong>van</strong> de Wet <strong>van</strong> 23 mei 1990 heeft de<br />
Belgische wetgever zelf bepaald dat wanneer het Belgisch gerecht wegens de<br />
toepassingsvoorwaarden <strong>van</strong> het voormelde artikel 6, 4°, de tenuitvoerlegging<br />
weigert <strong>van</strong> het Europees aanhoudingsbevel, die weigeringsbeslissing ipso facto<br />
België ertoe verbindt om de in het buitenland uitgesproken straf in België ten uitvoer<br />
te leggen.<br />
De kamer <strong>van</strong> inbeschuldigingstelling kon bijgevolg niet weigeren om zich over het<br />
verzoek <strong>van</strong> de veroordeelde uit te spreken op grond dat zij geen “bevoegde<br />
overheid” was in de zin <strong>van</strong> artikel 6, 4°, <strong>van</strong> de Wet <strong>van</strong> 23 mei 1990.<br />
B.BEVOEGDHEID VAN DE RECHTER DIE UITSPRAAK MOET DOEN OVER DE TENUITVOERLEGGING VAN<br />
EEN EUROPEES AANHOUDINGSBEVEL EN OMVANG VAN DE VERPLICHTING OM DIENS BESLISSING OM<br />
GEEN GEBRUIK TE MAKEN VAN DE MOGELIJKHEID DIE BIJ ARTIKEL 20, § 4, TWEEDE LID, VAN DE<br />
WET VAN 19 DECE<strong>MB</strong>ER 2003 BETREFFENDE HET EUROPEES AANHOUDINGSBEVEL IS BEPAALD, MET<br />
REDENEN TE OMKLEDEN: ARREST VAN 13 DECE<strong>MB</strong>ER <strong>2006</strong> (P.06.1557.F), MET CONCLUSIE VAN<br />
ADVOCAAT-GENERAAL D. VANDERMEERSCH<br />
Naar luid <strong>van</strong> artikel 2, § 4, 5°, <strong>van</strong> de Wet <strong>van</strong> 19 december 2003 betreffende het<br />
Europees aanhoudingsbevel, moet dit de omschrijving <strong>van</strong> de omstandigheden<br />
bevatten waaronder het misdrijf is gepleegd, daaronder begrepen tijdstip en plaats,<br />
alsook <strong>van</strong> de mate waarin de gezochte persoon aan het misdrijf heeft deelgenomen.<br />
Wat is evenwel de concrete draagwijdte <strong>van</strong> die verplichting ?<br />
Een Frans staatsburger, in België gedomicilieerd, wordt aangehouden en, nadat hij<br />
door de onderzoeksrechter werd verhoord, in de ge<strong>van</strong>genis te Vorst opgesloten op<br />
grond <strong>van</strong> een Europees aanhoudingsbevel dat door de Nederlandse overheid is<br />
uitgevaardigd, voor feiten in Nederland gepleegd. Hij voert aan voor de kamer <strong>van</strong><br />
inbeschuldigingstelling, bevoegd om het aanhoudingsbevel uitvoerbaar te verklaren,<br />
dat die titel niet aan de vereisten beantwoord <strong>van</strong> artikel 2, § 4, 5°, <strong>van</strong> de voormelde<br />
wet, noch aan die <strong>van</strong> artikel 5.2 <strong>van</strong> het Verdrag tot Bescherming <strong>van</strong> de Rechten<br />
<strong>van</strong> de Mens en de Fundamentele Vrijheden, volgens welk een ieder die gearresteerd<br />
is op de hoogte moet worden gebracht <strong>van</strong> de redenen <strong>van</strong> zijn arrestatie en <strong>van</strong> alle<br />
beschuldigingen die tegen hem zijn ingebracht. Volgens betrokkene bewijst het feit<br />
dat de onderzoeksrechter aanvullende inlichtingen aan de Nederlandse overheid<br />
heeft gevraagd dat het aanhoudingsbevel niet ten genoege <strong>van</strong> recht aan de vereisten<br />
beantwoordt die bij die wettelijke bepaling en verdragsbepaling zijn gesteld. De<br />
kamer <strong>van</strong> inbeschuldigingstelling bevestigt niettemin de beschikking <strong>van</strong> de<br />
raadkamer die dit aanhoudingsbevel uitvoerbaar verklaart, met het oordeel dat er<br />
geen gronden waren om die maatregel te weigeren.<br />
95