2006 - Jaarverslag Hof van Cassatie (PDF, 1.61 MB) - Federale ...
2006 - Jaarverslag Hof van Cassatie (PDF, 1.61 MB) - Federale ...
2006 - Jaarverslag Hof van Cassatie (PDF, 1.61 MB) - Federale ...
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
64<br />
De rechtbank sluit zich bij die laatste argumenten aan. Daar de erfdienstbaarheid op<br />
de plaats <strong>van</strong> de opening wegens het bestaan <strong>van</strong> die afsluiting al meer dan dertig<br />
jaar helemaal niet meer werd uitgeoefend, moet de erfdienstbaarheid worden geacht<br />
op die plaats te zijn tenietgegaan.<br />
Over de gedeeltelijke niet-uitoefening <strong>van</strong> een erfdienstbaarheid bestaan twee<br />
tegengestelde opvattingen. Volgens de eerste beschikt de eigenaar <strong>van</strong> het heersend<br />
erf over een zekere vrijheid in de uitoefening <strong>van</strong> de erfdienstbaarheid die hij moet<br />
kunnen gebruiken in zoverre hij die nodig heeft en het hem past. Hij kan derhalve<br />
geen gedeelte <strong>van</strong> het recht dat hij op grond <strong>van</strong> zijn titel bezit verliezen wanneer hij<br />
vrijwillig, zonder dwang en zonder beletsel het gebruik <strong>van</strong> zijn recht beperkt.<br />
Bijgevolg kan de erfdienstbaarheid alleen geacht worden wegens niet-gebruik <strong>van</strong><br />
een gedeelte er<strong>van</strong> gedeeltelijk te zijn tenietgegaan wanneer een materiële hindernis<br />
dat gedeelte <strong>van</strong> het gebruik volledig onmogelijk maakt. Volgens de tweede<br />
opvatting maken de artikelen 706 en 708 <strong>van</strong> het Burgerlijk Wetboek geen<br />
onderscheid tussen de oorzaken <strong>van</strong> gedeeltelijke niet-uitoefening. De vrijwillige<br />
uitoefening heeft het gedeeltelijk tenietgaan <strong>van</strong> de erfdienstbaarheid na dertig jaar<br />
tot gevolg net zoals de gedwongen gedeeltelijke niet-uitoefening die het gevolg is<br />
<strong>van</strong> een materiële hindernis.<br />
Het <strong>Hof</strong> bekrachtigt het eerste standpunt. Artikel 708 <strong>van</strong> het Burgerlijk Wetboek<br />
bepaalt dat de wijze <strong>van</strong> gebruik <strong>van</strong> een erfdienstbaarheid verjaart evenals de<br />
erfdienstbaarheid zelf en op gelijke manier. Bijgevolg kan het beperkte gebruik <strong>van</strong><br />
een erfdienstbaarheid gedurende een termijn <strong>van</strong> dertig jaar tot gevolg hebben dat ze<br />
gedeeltelijk tenietgaat en dat ze bijgevolg beperkt wordt tot de grenzen waarbinnen<br />
ze werd uitgeoefend. Evenwel en mits de materiële gesteldheid <strong>van</strong> de plaats de<br />
volledige uitoefening <strong>van</strong> de erfdienstbaarheid mogelijk maakt, kan de<br />
omstandigheid dat de eigenaar <strong>van</strong> het heersend erf dat gebruik in feite beperkt tot<br />
wat hij nodig heeft en wat hem past, niet worden beschouwd als een beperkt gebruik<br />
dat het gedeeltelijk tenietgaan <strong>van</strong> die erfdienstbaarheid tot gevolg kan hebben.<br />
B.DE LASTHEBBER KAN IN BEGINSEL EEN ANDERE LASTHEBBER IN ZIJN PLAATS STELLEN: ARREST<br />
VAN 6 FEBRUARI <strong>2006</strong> (S.05.0030.N)<br />
In opdracht <strong>van</strong> de voorzitter <strong>van</strong> een V.Z.W., die het dagelijkse bestuur <strong>van</strong> deze<br />
V.Z.W. waarneemt, gaat een sociaal secretariaat over tot ontslag om dringende reden<br />
<strong>van</strong> een werknemer. Waar uit de statuten <strong>van</strong> de V.Z.W. blijkt dat de raad <strong>van</strong><br />
bestuur zijn bevoegdheid om personeel te ontslaan aan de voorzitter heeft<br />
overgedragen, is deze bevoegdheid niet nader uitgewerkt. Verder blijkt geen<br />
rechtstreeks mandaat <strong>van</strong> de raad <strong>van</strong> bestuur aan het sociaal secretariaat voor te<br />
liggen; het is enkel door toedoen <strong>van</strong> de voorzitter dat het sociaal secretariaat tot<br />
ontslag is overgegaan.<br />
De gewezen werknemer betwist zijn ontslag en stelt dat het sociaal secretariaat, bij<br />
gebrek aan rechtstreeks mandaat <strong>van</strong> de raad <strong>van</strong> bestuur <strong>van</strong> de V.Z.W., hiertoe niet<br />
kon overgaan. Hij vordert betaling <strong>van</strong> een opzeggingsvergoeding en de afgifte <strong>van</strong><br />
de overeenstemmende sociale en fiscale documenten, dit onder verbeurte <strong>van</strong> een