2006 - Jaarverslag Hof van Cassatie (PDF, 1.61 MB) - Federale ...
2006 - Jaarverslag Hof van Cassatie (PDF, 1.61 MB) - Federale ...
2006 - Jaarverslag Hof van Cassatie (PDF, 1.61 MB) - Federale ...
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
74<br />
procesrecht zijn echter <strong>van</strong> toepassing op het cassatieberoep inzake<br />
inkomstenbelastingen. Zo is de bijstand <strong>van</strong> een advocaat bij het <strong>Hof</strong> <strong>van</strong> <strong>Cassatie</strong><br />
niet vereist. Artikel 378 W.I.B. 1992, zoals gewijzigd bij artikel 34 Wet <strong>van</strong> 15<br />
maart 1999 luidt immers als volgt: “De voorziening in cassatie wordt ingesteld bij<br />
verzoekschrift dat, op straffe <strong>van</strong> nietigheid, een bondige uiteenzetting <strong>van</strong> de<br />
middelen en de aanduiding <strong>van</strong> de geschonden wetten bevat. Het verzoekschrift mag<br />
voor de eiser door een advocaat ondertekend en neergelegd worden”. 26 Bij de<br />
lectuur <strong>van</strong> deze bepaling rijst de vraag of de belastingplichtige, ook na de<br />
hervorming <strong>van</strong> de fiscale procedure, een cassatieberoep kan instellen zonder<br />
bijstand <strong>van</strong> een advocaat.<br />
Het Openbaar Ministerie was <strong>van</strong> oordeel dat uit de parlementaire voorbereiding <strong>van</strong><br />
de wet <strong>van</strong> 15 maart 1999 duidelijk blijkt dat het woord “mag” in artikel 378 W.I.B.<br />
1992 moet uitgelegd worden in die zin dat eiser in cassatie over de mogelijkheid<br />
beschikt een beroep te doen op een advocaat zonder daartoe verplicht te zijn.<br />
In zijn arrest <strong>van</strong> 9 maart <strong>2006</strong> brengt het <strong>Hof</strong> vooreerst het voorschrift <strong>van</strong> artikel<br />
1080 Ger. W. in herinnering dat de tussenkomst <strong>van</strong> een advocaat bij het <strong>Hof</strong> <strong>van</strong><br />
<strong>Cassatie</strong> vereist voor het indienen <strong>van</strong> een cassatieberoep. Artikel 378 W.I.B. 1992<br />
moet geïnterpreteerd worden als een afwijking op artikel 1080 Ger. W. Hieruit volgt<br />
dat inzake inkomstenbelastingen het verzoekschrift in cassatie <strong>van</strong> de<br />
belastingplichtige in elk geval door een advocaat moet worden ondertekend en<br />
neergelegd. Een cassatieberoep dat in deze materie zonder bijstand <strong>van</strong> een advocaat<br />
wordt ingesteld, is derhalve niet ont<strong>van</strong>kelijk.<br />
B.EEN KENNISGEVING BIJ AANGETEKENDE BRIEF WORDT GEACHT GEDAAN TE ZIJN DE EERSTE<br />
WERKDAG DIE VOLGT OP DE AANGIFTE VAN DE BRIEF TER POST: ARREST VAN 23 JUNI <strong>2006</strong><br />
(F.05.0021.F), MET CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL A. HENKES<br />
Een arrest <strong>van</strong> het hof <strong>van</strong> beroep, waarbij uitspraak gedaan wordt over een geschil<br />
betreffende de personenbelasting, wordt bij aangetekende brief aan de eiser ter<br />
kennis gebracht op 10 december 2004. De eiser heeft zijn cassatieberoep op de<br />
griffie neergelegd op 11 maart 2005.<br />
Aangezien artikel 388, tweede lid, <strong>van</strong> het Wetboek der Inkomstenbelastingen<br />
(1992), zoals het in casu <strong>van</strong> toepassing is, bepaalt dat het cassatieberoep ter griffie<br />
<strong>van</strong> het hof <strong>van</strong> beroep moet worden afgegeven binnen een termijn <strong>van</strong> drie<br />
maanden te rekenen <strong>van</strong> de kennisgeving <strong>van</strong> de beslissing, werpt de verweerder een<br />
middel <strong>van</strong> niet-ont<strong>van</strong>kelijkheid op waarin de laattijdigheid <strong>van</strong> de neerlegging<br />
wordt aangevoerd.<br />
26 Na zijn ver<strong>van</strong>ging bij artikel 2 <strong>van</strong> de wet <strong>van</strong> 10 december 2001 tot wijziging <strong>van</strong> verscheidene<br />
belastingwetboeken, wat de voorziening in cassatie betreft en de vertegenwoordiging <strong>van</strong> de Staat voor de<br />
hoven en rechtbanken (B.S., 22 december 2001) ziet de tekst <strong>van</strong> artikel 378 W.I.B. 1992 er als volgt uit:<br />
“Het verzoekschrift houdende voorziening in cassatie mag door een advocaat worden ondertekend en<br />
neergelegd”. Artikel 378 W.I.B. 1992 werd opnieuw gewijzigd bij artikel 380 Programmawet <strong>van</strong> 27<br />
december 2004 (B.S., 31 december 2004). De tekst luidt thans als volgt: “Het verzoekschrift houdende<br />
voorziening in cassatie en het antwoord op de voorziening mag door een advocaat worden ondertekend en<br />
neergelegd”.