Boude bewoordingen
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
pen. Anders gezegd, wij zien de dingen in perspectief. De euclidische meetkunde<br />
houdt ons voor dat twee parallelle lijnen elkaar nooit kruisen, maar<br />
in werkelijkheid zien we met eigen ogen hoe parallelle lijnen elkaar aan de<br />
horizon raken. Eeuwenlang hechtte men meer geloof aan de meetkunde<br />
van Euclides dan aan de eigen waarneming. Woord en getal hadden meer<br />
gezag dan zintuiglijke data. In feite gaat de euclidische meetkunde van een<br />
ideale waarnemer uit, die zich niet op één bepaalde plaats bevindt – een<br />
subject dat er niet is. Wij, de werkelijk bestaande, plaatsgebonden waarnemers,<br />
schieten tekort, zijn deficiënt. Het ligt aan ons dat wij de dingen anders<br />
zien dan volgens Euclides zou moeten. Alleen de ideale waarnemer<br />
ziet dat Euclides het bij het rechte eind heeft. Wij kunnen die ideale waarnemer<br />
overigens wel worden, namelijk door hoeken en afstanden te meten.<br />
Wij accepteren dan dat meetinstrumenten, zoals de liniaal, onze waarneming<br />
corrigeren. Wie naar de klok aan de muur of naar de schemerlamp op<br />
het bureau kijkt, ziet geen perfecte cirkel, maar een ellips. Toch ‘weten’<br />
we dat we met cirkels van doen hebben. Wij idealiseren wat we zien. De<br />
euclidische meetkunde beschrijft de wereld die wij meten, niet de wereld<br />
die wij waarnemen. De projectieve meetkunde daarentegen houdt een erkenning<br />
in van het perspectivisme. Als we een cirkel op een schuin vlak<br />
projecteren, ontstaat een ellips. Op de oppervlakte van een bol kan een<br />
driehoek twee rechte hoeken bezitten.<br />
In zijn Stoicheia (‘Elementen’) zet Euclides een streng, bijna perfect, deductief<br />
systeem uiteen dat door slechts één tekortkoming wordt ontsierd,<br />
aldus Van den Berg: de onbewezen stelling dat twee parallelle lijnen elkaar<br />
nooit zullen snijden. De vele pogingen haar alsnog te bewijzen mislukten.<br />
In 1733 verschijnt een boek van de wiskundige Saccheri waarin hij, zoals<br />
de titel aangeeft, Euclides van deze vlek wil vrijwaren – ‘Euclides ab omne<br />
naevo vindicatus’. Hij maakt gebruik van de ‘methodische twijfel’, de deductio<br />
ad absurdum. Hij wil aantonen dat een meetkunde die dit postulaat<br />
niet accepteert, vroeg of laat tot ongerijmdheden voert. Zijn poging<br />
strandt, maar en passant werkt hij een niet-euclidische meetkunde uit.<br />
Een meetkunde die het axioma laat vallen blijkt houdbaar. Anderen gaan<br />
verder op de ingeslagen weg. Gauss stelt voor de afstanden tussen bergtoppen<br />
te meten om te zien of het axioma ook voor dergelijke afstanden<br />
waar is, maar houdt rekening met de mogelijkheid dat zelfs die afstanden<br />
nog te klein zijn, te zeer op menselijke schaal. In 1818 stuurt zijn vriend<br />
Schweickart hem een memorandum van één pagina waarin hij stelt dat in<br />
een buitensporig grote wereld, met afstanden zoals die tussen sterren bestaan,<br />
een andere meetkunde geldt dan de euclidische: een astralische<br />
Großenlehre. Lobatsjewski ontwerpt een aantal jaren later een imaginaire,<br />
niet-euclidische, maar niettemin consistente meetkunde. Door toedoen<br />
van Riemann en Klein wordt de euclidische meetkunde ten slotte tot een<br />
234