Boude bewoordingen
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
met terloopse, zijdelingse opmerkingen. Pedagogische adviezen uit vroeger<br />
eeuwen wekken nu verbazing, aldus Van den Berg. Montaigne schreef wel<br />
over levenstijdperken maar ‘vergat’ de puberteit. Hij gaf opvoeders de raad<br />
kinderen filosofische dialogen te laten lezen en Locke meende dat men kinderen<br />
als rationele wezens moest behandelen. De kindertijd was een quasivolwassenheid.<br />
Geen enkel pedagogisch geschrift deed vermoeden dat het<br />
kind gezien werd. Het kind werd niet gezien, het was afwezig, aldus Van den<br />
Berg. Rousseau was de eerste auteur die het kind zag (p. 27). Kinderen zijn<br />
geen volwassenen, aldus Rousseau, en redelijkheid is het resultaat van opvoeding,<br />
niet iets dat men vanaf het begin mag vooronderstellen.<br />
Deze passage is typerend voor de werkwijze van Van den Berg. De evidenties,<br />
de apriori’s van de hedendaagse ontwikkelingspsychologie lijken<br />
van recente datum. Dat wat de hedendaagse ontwikkelingspsychologie<br />
voortdurend herhaalt en bevestigt, namelijk dat kinderen kinderen zijn,<br />
werd lange tijd niet of slechts terzijde uitgesproken. Een metabletische lectuur<br />
van de literatuur uit die tijd zal deze terzijdes cursiveren. In 1956 is het<br />
verschil tussen kindertijd en volwassenheid evident. Des te opmerkelijker is<br />
het dat auteurs uit de tijd vóór Rousseau hiervan niets zien. Voor een pedagoog<br />
uit 1956 is het onmiskenbaar dat kinderen geen volwassenen zijn. Het<br />
is de evidentie waarmee elke moderne pedagogische of ontwikkelingspsychologische<br />
verhandeling begint. In de tijd van Montaigne en Locke slaagde<br />
men er in dit met nadruk te veronachtzamen, niet op te merken. De metableticus<br />
is een verandering op het spoor, een hiaat: de afwezigheid van de<br />
kindertijd, zowel in teksten als in de waarneming. De kindertijd werd niet<br />
vermeld en niet gezien. De woorden niet en niets, gecursiveerd, zullen we<br />
nog vaak in Van den Bergs geschriften aantreffen (cf. 1996, p. 20).<br />
Wat is het dat Rousseau opeens wèl ziet en Locke en Montaigne niet?<br />
De romanticus Rousseau, aldus Van den Berg, is de eerste die de kindertijd<br />
als een idylle percipieert en de volwassenheid als een nieuwe situatie. Kindertijd<br />
en volwassenheid worden van elkaar gescheiden door een crisis. Bij<br />
Rousseau gaat het om een plotselinge, acute crisis, een ogenblik van crisis. De<br />
puberteit is bij hem een opvallend kortstondige episode, waarvan hij de<br />
duur lijkt te onderschatten. Hij ziet, maar het is een minimum van zien.<br />
Het fenomeen is aanwezig, maar in minimale zin, als een ogenblik van crisis.<br />
Bij Locke vindt men over de puberteit, over de volwassenwording ‘geen<br />
woord’, aldus Van den Berg, bij Montaigne ‘geen letter’ (p. 30). Een fenomeen<br />
dat door ons niet over het hoofd gezien kan worden, wordt door<br />
Locke en Montaigne niet en door Rousseau slechts zeer kortstondig gezien.<br />
Tussen Aristoteles, die er één (beroemde) pagina aan wijdde, en<br />
Rousseau is er in de literatuur niets of bijna niets te vinden over het fenomeen<br />
van de volwassenwording. Na zijn verbazing hierover een aantal<br />
malen te hebben uitgesproken, stelt Van den Berg de volgende, metableti-<br />
68