19.09.2014 Views

Boude bewoordingen

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

die het beginmoment, de Urstiftung van de betreffende wetenschap representeren.<br />

Volgens Husserl gaat het om het fundamentele moment, de concrete<br />

historische details doen niet ter zake. Bij Van den Berg daarentegen is<br />

het beginmoment een concrete situatie. Zijn stijl is eerder anekdotisch dan<br />

apodictisch. Zijn taal is alledaags, in tegenstelling tot de artificiële taal van<br />

Husserl. Een ander verschil betreft het gebruik van de verbeelding. Husserl<br />

is eideticus in platoonse zin, hij probeert het wezenlijke te doorschouwen.<br />

Van den Berg daarentegen gebruikt zijn verbeelding om zich historische<br />

situaties voor te stellen alsof hij een tijdgenoot, een waarnemer is. Dankzij<br />

de verbeelding wordt de situatie concreet. Hij zoekt niet het wezenlijke,<br />

maar het exemplarische. Zowel Husserl als Van den Berg maken echter<br />

onderscheid tussen twee dimensies van de werkelijkheid. Naast de werkelijkheid<br />

in de zin van ‘objectiviteit’, de werkelijkheid van de natuurwetenschappen,<br />

is er de werkelijkheid van het concrete menselijke bestaan, een<br />

dimensie met een eigen ‘zijnsstijl’ zoals Husserl schrijft. Door toedoen van<br />

de positivistische wetenschapsbeoefening raakten beide dimensies van elkaar<br />

geïsoleerd. In Metabletica van de materie uit 1968, waarin Van den Berg<br />

zijn methode uiteenzet, wordt ook zijn affiniteit met Husserls fenomenologie<br />

benadrukt. Het is geen toeval dat deze studie, net als het Krisis-boek van<br />

Husserl, aan de relatie tussen wiskunde en alledaagse ervaring is gewijd.<br />

§ 9 Twee structuren<br />

In Metabletica van de materie (1968) vraagt Van den Berg zijn lezers hun blik te<br />

richten op een willekeurige hoek van de kamer waarin zij zich bevinden.<br />

We weten dat de zijden een hoek van (om en nabij de) 90° met elkaar maken,<br />

maar de hoeken die we zien zijn groter. We zien stompe hoeken: drie<br />

hoeken waarvan de som 360° is. De verwondering is van korte duur, want<br />

we kennen de verklaring: we zien de hoeken en lijnen ‘in perspectief’. We<br />

zijn gerustgesteld. Dat de verhoudingen kloppen kunnen we vaststellen door<br />

te meten. Ze worden door onze waarneming vertekend. Wij nemen de dingen<br />

niet in hun ware proporties waar. Om dit te corrigeren zouden we onszelf<br />

moeten wegcijferen, letterlijk, door een meetlat te gebruiken.<br />

Ook in De dingen (1966) bespreekt Van den Berg voorbeelden van onze<br />

neiging de wereld vertekend waar te nemen. De vijf kilometer die we te<br />

voet in een zinderende hitte afleggen lijken langer dan dezelfde afstand<br />

onder gematigde omstandigheden. Staande voor de Sint-Pieter zien we een<br />

enorme, overweldigende gevel, maar van een zekere afstand gezien valt de<br />

omvang tegen omdat zij door de vorm van het plein gematigd wordt. In de<br />

concrete wereld waarin wij leven is een verticale afstand iets totaal anders<br />

dan een horizontale afstand. De Mount Everest is nog geen negen kilome-<br />

92

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!