AC 01 2009 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie
AC 01 2009 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie
AC 01 2009 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Nr. 21 - 12.1.09 HOF VAN CASSATIE 1<strong>01</strong><br />
het begin van het laatste schooljaar, het gebruik van de beschikbare reiskredieten, het<br />
behoud van de diensttelefoon thuis en de brandstofbevoorrading; overeenkomstig, ten<br />
slotte, met wat in de brief van kennisgeving van de (vrijstelling van de verplichting om te<br />
werken) werd aangekondigd, heeft (de eiseres) geleidelijk aan het personeel gevraagd het<br />
werk bij haar te hervatten ((de eiseres) legt, als voorbeeld, brieven voor waarin zij oproept<br />
het werk te hervatten en die zij in mei, juli en september 2000 aan het personeel heeft<br />
gestuurd); zoals de eerste rechter heeft vastgesteld, blijkt uit het voorgaande dat, mocht<br />
(de eiseres) haar contractuele verplichtingen niet zijn nagekomen, quod non, zij op geen<br />
enkel ogenblik, onder gelijk welke vorm, het voornemen te kennen heeft gegeven om de<br />
overeenkomst te beëindigen; (de verweerder) heeft (de eiseres) dus wat dat betreft ten<br />
onrechte beschuldigd van een met beëindiging gelijkstaande fout; (...) aangezien (de<br />
verweerder) niet kan ontkennen dat de brief van 11 april 1999 (die de maatregel tot (vrijstelling<br />
van de verplichting om te werken) ter kennis brengt), nergens (het voornemen) te<br />
kennen geeft om de overeenkomst te beëindigen, onderzoekt hij in zijn conclusie in hoger<br />
beroep (...) het voornemen dat (de eiseres), volgens hem, in de brief van de algemeen<br />
directeur van 16 april 1999 te kennen heeft gegeven; die uiteenzetting treft geen doel,<br />
aangezien (de verweerder) de met beëindiging gelijkstaande fout, die hij (de eiseres)<br />
verwijt, heeft afgeleid uit de maatregel tot (vrijstelling van de verplichting om te werken)<br />
die hem in de brief van 11 juli 1999 is meegedeeld, en niet uit de voornemens die de algemeen<br />
directeur in zijn brief van 16 april 1999 verwoordt; dit geldt des te meer, daar het<br />
voornemen om de overeenkomst voort te zetten, dat verwoord wordt in de brief van 11<br />
juni 1999, waarin kennisgegeven wordt van de maatregel tot (vrijstelling van de verplichting<br />
om te werken), is bevestigd door de uitvoeringsmaatregelen die (de eiseres) vervolgens<br />
heeft getroffen (geleidelijke toekenning, tijdens de periode van (vrijstelling van de<br />
verplichting om te werken), van verschillende bijkomende voordelen); (de verweerder)<br />
beweert, al even tevergeefs, dat de verrichtingen van overdracht en overname op 18 juni<br />
1999 zouden aantonen dat de maatregel tot (vrijstelling van de verplichting om te<br />
werken), in zijn geval, een definitief karakter had en neerkwamen op een 'gedwongen<br />
ontslag' waarbij zijn 'rechtstreekse assistent', de heer Monga, zijn functie definitief zou<br />
overnemen (...); de brief van 17 juni 1999, waarin de hiërarchische meerdere (van de<br />
verweerder) hem vraagt om tot een overdracht/overname over te gaan, bevestigt dat die<br />
vraag wel degelijk is gesteld in het kader van een tijdelijke vrijstelling van de verplichting<br />
om te werken, met als doel om, tijdens die vrijstellingsperiode, de continuïteit in het<br />
beheer van de dossiers te verzekeren : 'in haar in referte vermelde brief bracht de algemene<br />
delegatie u op de hoogte van uw tijdelijke vrijstelling van de verplichting om te<br />
werken. Om ons de gelegenheid te geven onze diensten te reorganisren, verzoeken wij u<br />
om, samen met <strong>AC</strong>/DIR, de directie <strong>AC</strong>/EC te willen overdragen en over te nemen; het<br />
document van overdracht/overname dat op 18 juni 1999 werd opgesteld, bevestigt wel<br />
degelijk dat die verrichtingen tot doel hadden de continuïteit te verzekeren in het beheer<br />
van de aan (de verweerder) toevertrouwde dossiers en lopende zaken; uit die documenten<br />
kan geenszins worden afgeleid, zoals (de verweerder) dat doet, dat die verrichtingen een<br />
definitieve beëindiging van de arbeidsovereenkomst impliceerden; wel integendeel, die<br />
documenten bevestigen dat die verrichtingen wel degelijk verband hielden met de maatregel<br />
tot tijdelijke vrijstelling, die uiteraard vereiste dat de dienst tijdens de periode van<br />
(vrijstelling van de verplichting om te werken) verzekerd kon blijven".<br />
Indien het bestreden arrest zo moet worden uitgelegd dat het arrest de eiseres veroordeelt<br />
wegens beëindiging van de arbeidsovereenkomst, door, op grond van artikel 33 van<br />
het Congolees decreet, het bestaan van een met beëindiging gelijkstaande fout te<br />
erkennen, dan antwoordt het niet op de voormelde argumentatie van de eiseres (schending<br />
van artikel 149 van de Grondwet).<br />
III. BESLISSING VAN HET HOF