AC 01 2009 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie
AC 01 2009 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie
AC 01 2009 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
190 HOF VAN CASSATIE 20.1.09 - Nr. 46<br />
het Openbaar Ministerie tekende hoger beroep aan.<br />
Na te hebben vastgesteld dat de eiseres als een professionele raadgever van de<br />
werkgever (bvba CKAPA) te beschouwen is, niet als een aangestelde of lasthebber van de<br />
werkgever, beslist het hof van beroep te Gent in het bestreden arrest dat de eerste rechter<br />
terecht geoordeeld heeft dat de eiseres positieve daden heeft gesteld waardoor het misdrijf<br />
door de beklaagde C.N. mogelijk werd gemaakt. De eiseres heeft namelijk advies gegeven<br />
om een van de zaakvoerders van de bvba CKAPA (C.G.) als werknemer in te schrijven<br />
terwijl zij wist dat dit indruiste tegen de RSZ-wet omdat er geen werkgeversgezag was<br />
t.a.v. de zaakvoerders. Het hof van beroep beslist dan ook dat de tenlastlegging in hoofde<br />
van de eiseres voldoende naar recht bewezen is.<br />
2. Namens de eiseres wordt tegen deze beslissing een middel aangevoerd dat twee<br />
onderdelen bevat.<br />
Het eerste onderdeel voert de schending aan van artikel 149 Gw.<br />
In het tweede onderdeel wordt de stelling verdedigd dat art. 66 Sw. enkel geldt t.a.v. de<br />
uitdrukkelijk door artikel 35 RSZ-wet aangeduide personen, namelijk de werkgever, zijn<br />
aangestelden of lasthebbers. Artikel 66 Sw. kan er niet toe leiden dat andere dan de<br />
uitdrukkelijk door de wetgever aangeduide personen strafbaar worden gesteld. Het<br />
bestreden arrest zou dan ook niet wettig beslissen dat de tenlastelegging ten aanzien van<br />
de eiseres, die een derde partij is, voldoende naar recht bewezen is.<br />
II. Bespreking van het tweede onderdeel<br />
3. De strafbare deelneming, zoals zij door de artikelen 66-69 Sw. is geregeld, heeft<br />
betrekking op de gevallen waarin één of meer personen het strafbare feit plegen, zoals het<br />
in de wettelijke delictsomschrijving wordt voorzien, daartoe aangezet of bijgestaan door<br />
één of meer andere personen, die zonder de bepalingen van artikel 66-69 Sw. straffeloos<br />
zouden blijven 2 .<br />
Uit de artikelen 66-69 Sw. wordt afgeleid dat er drie grondvoorwaarden zijn voor het<br />
bestaan van strafbare deelneming: 1° het bestaan van een hoofdmisdrijf; 2° een deelnemingsopzet;<br />
3° een wettelijk omschreven deelnemingsvorm 3 .<br />
Behoudens andersluidende bepalingen, zijn de regels van de strafbare deelneming niet<br />
van toepassing op de misdrijven die in de bijzondere strafwetten omschreven zijn (art. 100<br />
Sw.). Wat de misdrijven betreft omschreven in de RSZ-wet, bepaalt artikel 38 RSZ-wet<br />
uitdrukkelijk dat alle bepalingen van boek I van het Strafwetboek, uitgezonderd hoofdstuk<br />
V, maar met inbegrip van hoofdstuk VII en van artikel 85, toepasselijk zijn op deze<br />
misdrijven. De artikelen 66-69 Sw., die hoofdstuk VII vormen van het eerste boek van het<br />
Strafwetboek, zijn dus van toepassing op de misdrijven omschreven in de RSZ-wet.<br />
4. Krachtens de te dezen toepasselijke bepaling van artikel 35 §1, 1° RSZ-wet worden<br />
de werkgever, zijn aangestelden of lasthebbers die zich niet schikken naar de bepalingen<br />
voorgeschreven door de wet en de uitvoeringsbesluiten ervan, gestraft met<br />
gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met een geldboete van 26 tot 500<br />
euro, of met een van die straffen alleen.<br />
In het sociaal strafrecht hebben de begrippen “werkgever”, “aangestelde” en<br />
“lasthebber” een autonome betekenis, afwijkend van de betekenis die deze begrippen<br />
hebben in resp. het arbeidsrecht en het burgerlijk recht (zie concl. van het O.M., Cass. 10<br />
mei 2005, P.04.1693.N, <strong>AC</strong>, 2005, nr. 270).<br />
Zo aanvaardt het Hof dat de “aangestelden of lasthebbers” van de werkgever, aan wie het<br />
2 L. DUPONT en R. VERSTRAETEN, Handboek Belgisch strafrecht, Leuven, Acco, 1990, 314, nr. 560.<br />
3 J. VANHEULE, “Een aantal beginselen betreffende de deelnemingsvormen omschreven in de artikelen<br />
66 en 67 Sw”, NC 2007, (151) 152 en de verwijzingen aldaar in voetnoot 3).