AC 01 2009 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie
AC 01 2009 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie
AC 01 2009 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
238 HOF VAN CASSATIE 22.1.09 - Nr. 58<br />
g) die zich in ernstige mate schuldig heeft gemaakt aan valse verklaringen bij het<br />
verstrekken van de inlichtingen die overeenkomstig dit hoofdstuk kunnen worden<br />
verlangd.<br />
Indien de aanbestedende dienst van de aannemer het bewijs verlangt dat hij niet in een<br />
van de onder a), b), c), e) en f) genoemde omstandigheden verkeert, aanvaardt deze dienst<br />
als voldoende bewijs:<br />
- voor a), b) en c) een uittreksel uit het strafregister of, bij ontbreken daarvan, een<br />
gelijkwaardig document, afgegeven door een gerechtelijke of bevoegde overheidsinstantie<br />
van het land van oorsprong of van herkomst en waaruit blijkt dat aan deze eisen is<br />
voldaan;<br />
- voor e) en f) een door een bevoegde instantie van de betrokken Lid-Staat afgegeven<br />
getuigschrift.<br />
Indien geen zodanig document of getuigschrift door het betrokken land wordt afgegeven,<br />
kan dit worden vervangen door een verklaring onder ede - of, in de Lid-Staten<br />
waar niet in een eed is voorzien, door een plechtige verklaring - die door betrokkene is<br />
afgelegd ten overstaan van een gerechtelijke of overheidsinstantie, een notaris of een<br />
bevoegde beroepsorganisatie van het land van oorsprong of herkomst.<br />
De Lid-Staten wijzen de instanties en organisaties aan die voor de afgifte van vorengenoemde<br />
documenten bevoegd zijn en stellen de overige Lid-Staten en de Commissie<br />
daarvan onverwijld in kennis".<br />
Krachtens het algemeen rechtsbeginsel, volgens hetwelk de rechter geen rechtsnorm<br />
mag toepassen die een hogere bepaling schendt, zoals artikel 159 van de Grondwet, dat<br />
een toepassing van dat beginsel vormt, en krachtens het algemeen rechtsbeginsel, volgens<br />
hetwelk bepalingen van internationaal recht (met inbegrip van het Gemeenschapsrecht)<br />
voorrang genieten op bepalingen van nationaal recht, daar zij rechtstreekse werking<br />
hebben, kon het hof van beroep de artikelen 15 en 25 van het koninklijk besluit van 22<br />
april 1977 en de bepalingen van het bestek alleen toepassen indien (het hof) daaraan een<br />
uitlegging gaf die verenigbaar was met de hiërarchisch hogere Europese bepalingen.<br />
Het bestreden arrest, dat beslist dat de eiseressen in België als onderneming geregistreerd<br />
dienden te zijn, schendt aldus de bepalingen van het E.E.G.-Verdrag, die de vrije<br />
dienstverrichting binnen de Europese Unie waarborgen, alsook artikel 24, tweede lid, van<br />
de voormelde richtlijn, artikel 159 van de Grondwet, en miskent het de in het middel<br />
aangewezen algemene rechtsbeginselen. Het wordt immers niet betwist dat de eiseressen<br />
de vereiste en gelijkwaardige fiscale en sociale attesten van hun nationale administratie<br />
hadden voorgelegd - de enige attesten die volgens artikel 24 waren vereist. De verweerster<br />
heeft niettemin de eiseressen uitgesloten van deelneming aan de litigieuze opdracht.<br />
Door aldus te beslissen, schendt het bestreden arrest voormeld artikel 24 en, bijgevolg,<br />
alle andere in het middel aangevoerde bepalingen, met uitzondering van artikel 149 van<br />
de Grondwet.<br />
De eiseressen verzoeken het Hof subsidiair om zijn uitspraak aan te houden en de<br />
volgende twee prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van <strong>Justitie</strong> van de Europese<br />
Gemeenschappen :<br />
1° Is het niet strijdig met het beginsel van het vrij verkeer binnen de Europese Unie en<br />
met artikel 24, tweede lid, van de richtlijn 93/37/EEG van de Raad van 14 juni 1993<br />
betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten<br />
voor de uitvoering van werken, om aan de Belgische aanbestedende overheid de bevoegdheid<br />
toe te kennen om de buitenlandse inschrijvers te verplichten de geldigheid van de<br />
attesten die hen zijn overhandigd door de fiscale en sociale overheden van hun Staat en<br />
waaruit blijkt dat zij de fiscale en sociale verplichtingen hebben nageleefd, door een