AC 01 2009 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie
AC 01 2009 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie
AC 01 2009 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Nr. 76 - 29.1.09 HOF VAN CASSATIE 297<br />
ders eis tot echtscheiding.<br />
Het verantwoordt die beslissing door alle redenen die hier geacht worden volledig<br />
weergegeven te zijn, meer bepaald door de overweging, in essentie dat:<br />
"In strijd met wat (de eiseres) betoogt, is het huwelijk geen gewoon contract waarvan<br />
de rechten en verplichtingen, of nog, de wijze van ontbinding ervan, door de echtgenoten<br />
eens en voorgoed zouden vastgesteld zijn op het ogenblik van het sluiten ervan.<br />
Hoewel de toestemming van de echtgenoten voor het huwelijk uiteraard vereist is,<br />
wordt de wil door de wet beperkt tot de keuze van de medecontractant en tot de toetreding<br />
tot de echtverbintenis zoals het recht deze heeft geregeld, dat wil zeggen tot een statuut;<br />
aldus geldt het beginsel van de wilsautonomie, dat is neergelegd in artikel 1134 van het<br />
Burgerlijk Wetboek, niet voor de vorm van het huwelijk, de voorwaarden, de gevolgen,<br />
de gronden tot ontbinding ervan die immers uitsluitend bij wet worden geregeld (cf. Rép.<br />
Not., I, "Les personnes', Boek IX,'Le mariage', p. 61). Het huwelijk kan aldus worden<br />
omschreven als 'une communauté de vie entre deux personnes, que la loi civile institue et<br />
protège, à laquelle les époux adhèrent par un acte volontaire et solennel et qui ne peut être<br />
relâchée ou dissoute que dans les cas prévus par la loi' (cf. A. Ch. Van Gysel, Précis de<br />
droit de la famille, Bruylant, 2004, p. 162-165). Het beginsel van de wilsautonomie van<br />
de partijen strekt zich dus niet uit tot de omschrijving van de gronden tot ontbinding van<br />
het huwelijk die enkel het werk kan zijn van de wetgever.<br />
Eveneens ten onrechte betoogt (de eiseres) dat, toen zij in 1954 in het huwelijk trad, het<br />
huwelijk 'onaantastbaar' of 'onontbindbaar' was, aangezien er, zoals zij dat trouwens<br />
verderop in (haar) conclusie toegeeft, reeds toen twee vormen van echtscheiding<br />
bestonden, de echtscheiding op grond van bepaalde feiten (overspel, gewelddaden en<br />
mishandelingen, grove beledigingen) en de echtscheiding door onderlinge toestemming.<br />
Nog altijd ten onrechte beroept (de eiseres) zich op het in artikel 2 van het Burgerlijk<br />
Wetboek vastgelegde beginsel dat de wet geen terugwerkende kracht heeft, om te beletten<br />
dat (de verweerder) in een in 2006 ingeleide procedure een door de wetgever in 1974<br />
ingevoerde grond tot ontbinding van het huwelijk zou kunnen aanvoeren, op grond dat<br />
deze niet bestond op het ogenblik dat de partijen in het huwelijk traden in 1954. Te dezen<br />
kan van terugwerkende kracht geen sprake zijn, aangezien er bij de inwerkingtreding van<br />
de wet van 1 juli 1974 tussen de partijen geen enkele echtscheidingsprocedure liep, terwijl<br />
de door (de verweerder) tot staving van zijn eis tot echtscheiding aangevoerde scheiding,<br />
die in 2003 begonnen was, dagtekent van lang na de inwerkingtreding zowel van de wet<br />
van 1 juli 1974 als van de wetten van 2 december 1982 en 6 april 2000 die de voor de<br />
feitelijke scheiding vereiste duur respectievelijk tot vijf en twee jaar hebben teruggebracht.<br />
Over het algemeen wordt artikel 2 van het Burgerlijk Wetboek in de huidige rechtsleer<br />
aldus uitgelegd dat het twee afzonderlijke principes bevat: de nieuwe wet wordt vermoed<br />
geen terugwerkende kracht te hebben en zij wordt geacht onmiddellijk van toepassing te<br />
zijn. Aldus is de nieuwe wet onmiddellijk van toepassing, niet alleen op de rechtstoestanden<br />
die ontstaan zijn na de inwerkingtreding ervan, maar ook op de huidige gevolgen<br />
van de rechtstoestanden die ontstaan zijn voor de inwerking ervan. Dat beginsel van de<br />
onmiddellijke toepassing van de wet is een uitvloeisel van de verbindende kracht ervan:<br />
het is ontoelaatbaar dat een wet die uit haar aard verplichtingen schept, sommigen wel<br />
verplichtingen zou opleggen en anderen niet; afwijkingen zijn enkel toelaatbaar in zoverre<br />
de wet zelf ze toestaat. Het beginsel dat de wet onmiddellijk uitwerking heeft wordt<br />
tevens verantwoord door de overweging dat de nieuwe wet geacht wordt een vooruitgang<br />
te zijn ten opzichte van het vroegere recht, en door de overweging dat van de wetgever<br />
niet kan worden geëist dat hij de uitoefening van onze huidige rechten voor onbepaalde<br />
tijd zou waarborgen in de toekomst. Overigens werkt de wet enkel terug als zij rechtstoe-