02.05.2013 Views

AC 01 2009 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie

AC 01 2009 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie

AC 01 2009 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

16 HOF VAN CASSATIE 5.1.09 - Nr. 3<br />

Het arbeidshof wenst in dit verband nog te benadrukken dat als de bediende is<br />

ontslagen met een opzeggingstermijn die korter is dan die waarop hij aanspraak kan<br />

maken, het recht van de bediende op een aanvullende opzeggingsvergoeding wegens deze<br />

onregelmatige beëindiging van de arbeidsovereenkomst ontstaat op het ogenblik van de<br />

kennisgeving van de opzegging, hoewel de arbeidsovereenkomst nog tijdens de in acht<br />

genomen opzeggingstermijn blijft voortbestaan, en dat dit recht van de bediende geen<br />

'virtueel' recht is, maar een 'verworven' recht dat niet kan worden beïnvloed door latere<br />

gebeurtenissen, ook niet door een ontslag door de werkgever wegens een dringende reden<br />

tijdens de opzeggingstermijn.<br />

(...)".<br />

Grief<br />

De in artikel 4, eerste lid, van de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering<br />

gestelde regel krachtens welke de burgerlijke rechtsvordering die niet tezelfdertijd en<br />

voor dezelfde rechters als de strafvordering wordt vervolgd, geschorst is zolang niet definitief<br />

is beslist over de strafvordering, wordt gesteld omdat het strafvonnis, ten opzichte<br />

van de afzonderlijke burgerlijke rechtsvordering, gezag van gewijsde heeft aangaande de<br />

punten die aan de strafvordering en aan de burgerlijke rechtsvordering gemeen zijn.<br />

De burgerlijke vordering waarover de burgerlijke rechter zijn uitspraak moet<br />

opschorten tot de definitieve beslissing over de strafvordering, is die welke betrekking<br />

heeft op punten die gemeenschappelijk zijn met de genoemde strafvordering en waarover<br />

derhalve, tussen dezelfde partijen, niet in tegenspraak met de over deze laatste rechtsvordering<br />

gewezen beslissing mag worden gevonnist.<br />

Het arbeidshof stelt vast dat de verweerster ontslagen werd met een opzegtermijn van<br />

zes maanden en oordeelt dat deze betekende opzegtermijn, gelet op artikel 82 van de Wet<br />

van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, te kort was, nu de normale opzeggingstermijn,<br />

aldus het arbeidshof, 24 maanden beliep.<br />

Het arbeidshof stelt tevens vast dat de eiseres op 17 februari 2005 klacht instelde met<br />

burgerlijke partijstelling tegen de verweerster, wegens een aantal strafrechtelijke<br />

inbreuken, waarvan het minstens impliciet oordeelt dat deze te maken konden hebben met<br />

de als dringende reden tot ontslag door de eiseres ingeroepen feiten.<br />

Het arbeidshof oordeelt dan ook dat het zijn beslissing over de door verweerster op<br />

grond van artikel 39,§1, van de genoemde Arbeidsovereenkomstenwet ingestelde vordering<br />

tot betaling van een opzeggingsvergoeding diende te schorsen (voor wat betreft de<br />

punten die gemeen zijn aan de beide vorderingen), doch enkel wat betreft de vordering tot<br />

betaling van een opzeggingsvergoeding overeenstemmend met het niet verstreken<br />

gedeelte van de betekende opzeggingstermijn van zes maanden.<br />

Wanneer een werknemer, die gebonden is door een arbeidsovereenkomst van onbepaalde<br />

duur, ontslagen wordt met een ontoereikende opzeggingstermijn, ontstaat zijn in<br />

artikel 39,§1, van de genoemde Arbeidsovereenkomstenwet bedoelde recht op een aanvullende<br />

opzeggingsvergoeding vanaf de kennisgeving van het ontslag, hoewel de arbeidsovereenkomst<br />

tijdens de opzeggingstermijn blijft voortbestaan en dit recht in beginsel niet<br />

kan worden beïnvloed door latere gebeurtenissen.<br />

Dit recht, dat ertoe strekt de aan de werknemer ter kennis gebrachte, ontoereikende<br />

opzeggingstermijn te vergoeden, gaat teniet om dezelfde redenen als die op grond<br />

waarvan het recht op de opzegging zelf teniet gaat.<br />

De werknemer die zich gedurende de opzeggingstermijn schuldig maakt aan een zwaarwichtige<br />

fout die zijn ontslag om dringende reden, in de zin van artikel 35 van de<br />

genoemde Arbeidsovereenkomstenwet rechtvaardigt, verliest het recht op de opzegging<br />

en, bijgevolg, op de vergoeding die de ontoereikende duur van die termijn vergoedt.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!