02.05.2013 Views

AC 01 2009 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie

AC 01 2009 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie

AC 01 2009 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

204 HOF VAN CASSATIE 20.1.09 - Nr. 51<br />

ARREST<br />

(A.R. P.08.1930.N)<br />

I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF<br />

Het cassatieberoep is gericht tegen het vonnis van de Strafuitvoeringsrechtbank<br />

te Gent van 19 december 2008.<br />

De eiser voert in een memorie die aan dit arrest is gehecht, vier middelen aan.<br />

Raadsheer Paul Maffei heeft verslag uitgebracht.<br />

Eerste advocaat-generaal Marc De Swaef heeft geconcludeerd.<br />

II. BESLISSING VAN HET HOF<br />

Beoordeling<br />

Tweede middel<br />

1. Het middel voert schending aan van artikel 23 Wet Strafuitvoering: de<br />

bestreden beslissing oordeelt ten onrechte dat de beperkte detentie slechts kan<br />

worden aangevraagd wanneer de veroordeelde voldoet aan het vereiste van een<br />

onafgebroken wettig verblijf in het land; de Wet Strafuitvoering legt dergelijke<br />

voorwaarde niet op.<br />

2. Artikel 23, §1, Wet Strafuitvoering bepaalt dat de beperkte detentie en het<br />

elektronisch toezicht kunnen worden toegekend aan de veroordeelde die:<br />

1° zich, op zes maanden na, in de tijdsvoorwaarden bevindt voor de toekenning<br />

van de voorwaardelijke invrijheidstelling, of<br />

2° veroordeeld is tot één of meer vrijheidsstraffen waarvan het uitvoerbare<br />

gedeelte niet meer dan drie jaar bedraagt.<br />

Dezelfde paragraaf bepaalt daarenboven dat de veroordeelde bovendien dient<br />

te voldoen aan de voorwaarden die bepaald zijn bij artikel 28, §1, of, in voorkomend<br />

geval, bij de artikelen 47, §1, en 48.<br />

Artikel 47, §1, dat hier van toepassing is vermits de eiser veroordeeld is tot<br />

gevangenisstraffen van drie jaar of meer, bepaalt dat met uitzondering van de<br />

voorlopige invrijheidstelling met het oog op verwijdering van het grondgebied of<br />

met het oog op overlevering, de door titel V bepaalde strafuitvoeringsmodaliteiten<br />

aan de veroordeelde kunnen worden toegekend voor zover er in hoofde<br />

van de veroordeelde geen tegenaanwijzingen bestaan. Deze tegenaanwijzingen<br />

hebben betrekking op :<br />

1° de afwezigheid van vooruitzichten op sociale reclassering van de veroordeelde;<br />

2° het risico van het plegen van nieuwe ernstige strafbare feiten;<br />

3° het risico dat de veroordeelde de slachtoffers zou lastig vallen;<br />

4° de houding van de veroordeelde ten aanzien van de slachtoffers van de<br />

misdrijven die tot zijn veroordeling hebben geleid.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!