AC 01 2009 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie
AC 01 2009 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie
AC 01 2009 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Nr. 37 - 16.1.09 HOF VAN CASSATIE 145<br />
beogen en derhalve dergelijke mogelijkheid tot optreden zou ondersteunen, is het arrest<br />
niet naar recht verantwoord daar het de artikelen 17 en 18 van het Gerechtelijk Wetboek,<br />
69 en 73 van de Auteurswet van 30 juni 1994 schendt.<br />
2.5. In zover het arrest oordeelt dat het in het arrest (p. 14-15, nr. 31) geciteerde artikel<br />
2 (al. 2 en 3) van verweersters statuten voorziet in een recht van de verweerster om ook<br />
vergoedingen te innen voor werken van "auteurs" die bij haar niet zijn aangesloten of<br />
geen vennoot zijn van Sofam, heeft het arrest deze in het arrest vermelde bepaling uitgelegd<br />
op een wijze die er onverenigbaar mee is. Het recht om voor specifieke auteurs in<br />
rechte op te treden is immers door de voormelde statutaire bepaling uitdrukkelijk beperkt<br />
tot het optreden voor "vennoten" en "aangeslotenen".<br />
In zover het arrest in de bewoordingen van deze bepaling een recht ten gunste van de<br />
beheersvennootschap (de verweerster) leest om ook in rechte vergoedingen te vorderen<br />
die zouden toekomen aan niet-aangesloten auteurs die geen vennoot zijn, heeft het de aan<br />
deze statutaire bepaling toekomende bewijskracht miskend en aldus artikelen 1319, 1320<br />
en 1322 van het Burgerlijk Wetboek geschonden.<br />
Derde onderdeel<br />
Schending van de artikelen 1382, 1383 van het Burgerlijk Wetboek en 149 van de<br />
Grondwet.<br />
3.1. Het bestreden arrest kent een "globale billijke vergoeding toe van 12.500,00 euro<br />
wegens gederfde reproductierechten". Het steunt deze beslissing op "de aard en de<br />
omvang van de inbreuk" alsook op "de bijzonderheden van het geval" (arrest, p. 21, nr.<br />
45).<br />
In hun beroepsconclusie (derde conclusie tevens syntheseconclusie voor eerste en<br />
tweede eisers; beroepsconclusie voor de derde eiser die de standpunten van de andere<br />
twee eisers bijtreedt) hadden de eisers zowel het principe van door de verweerster gevorderde<br />
schadevergoeding, bij gebrek aan persoonlijke schade (syntheseconclusie, p. 18, nr.<br />
44 t/m 46) als de door de verweerster voorgestelde begrotingscriteria (tarieven) (syntheseconclusie<br />
p. 19, nrs. 48-50) uitdrukkelijk betwist. Zij hadden daarbij o.m. gesteld (p. 19,<br />
nr. 48) dat de rechter in concreto dient af te wegen wat de impact van de schade was.<br />
Het arrest dat aan de verweerster een "billijke vergoeding" toekent doch daarbij in het<br />
midden laat of het al dan niet toepassing maakt van de gekritiseerde tarieven en zich<br />
beperkt tot een verwijzing naar "de aard en de omvang van de inbreuk" en "de bijzonderheden<br />
van het geval", is, bij gebrek aan antwoord op de bovenvermelde in conclusie ingeroepen<br />
middelen niet regelmatig gemotiveerd (schending van artikel 149 van de<br />
Grondwet). Het is ook niet regelmatig gemotiveerd in zover het door de onduidelijke<br />
motivering een controle op de wettigheid niet mogelijk maakt (schending van artikel 149<br />
van de Grondwet). In zover tenslotte het arrest "in billijkheid" een vergoeding toekent<br />
zonder te preciseren welke schade het vergoedt en waarom het zich beperkt tot een in<br />
billijkheid vastgesteld bedrag, is het arrest niet naar recht verantwoord en schendt het de<br />
artikelen 1382 en 1383 van het Burgerlijk Wetboek die het toekennen van schadevergoeding<br />
onderwerpen aan het bewijs van een welbepaalde geleden schade die alleen door het<br />
toegekend bedrag kan vergoed worden tenzij de rechter aantoont waarom hij in billijkheid<br />
moet oordelen zonder rekening te houden met de door partijen, in casu de eisers, aangereikte<br />
elementen.<br />
3.2. Het arrest (p. 21, nr. 46) kent aan de verweerster een vergoeding toe van één euro<br />
voor het "principe van de schending van morele rechten" "zonder dat een concrete schending<br />
van de rechten van een auteur wordt aangevoerd".<br />
Het arrest dat aldus erkent dat - zoals ook door de de eisers in hun beroepsconclusie<br />
(syntheseconclusie, p. 19-20, nrs. 51-52) was aangevoerd - er geen concrete schending<br />
van de (morele) rechten van een auteur kan vastgesteld worden, kon dan ook niet zonder