02.05.2013 Views

AC 01 2009 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie

AC 01 2009 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie

AC 01 2009 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

232 HOF VAN CASSATIE 22.1.09 - Nr. 58<br />

De rechtzetting van 17 februari 1995, dat de bekendmakingen van overheidsopdrachten<br />

in het Bulletin der aanbestedingen en in het Officieel Publicatieblad van de Europese<br />

Gemeenschap verbeterde, bepaalde het volgende :<br />

'Voor de werken waarop deze overheidsopdracht betrekking heeft, moet de aannemer<br />

aantonen dat hij geacht wordt zijn verplichtingen inzake sociale zekerheid, belasting en<br />

B.T.W. te hebben nageleefd; dat bewijs wordt geleverd door een "registratie". De registratieaanvraag<br />

geschiedt overeenkomstig het koninklijk besluit van 5 oktober 1978. De<br />

rechtzetting voegt hieraan toe : "voor de regelmatigheid van de offerte (op het tijdstip van<br />

de neerlegging), is het voldoende dat een afschrift van de registratieaanvraag bij de offerte<br />

is gevoegd". De rechtzetting vermeldde ten slotte dat "er geen enkele toewijzingsbeslissing<br />

genomen zal worden voordat de bevoegde instantie uitspraak heeft gedaan over de<br />

(registratie)aanvraag".<br />

Het bijzonder lasterkohier werd gewijzigd door een rechtzetting, die deze bepalingen<br />

hieraan toevoegde en daarenboven het volgende bepaalde : 'In zijn inschrijving verklaart<br />

de inschrijver, op straffe van nietigheid van zijn offerte, dat hij rekening gehouden heeft<br />

met deze rechtzetting nr. 1'.<br />

b) Onregelmatigheid van de offerte van de (eiseressen) en nietigheid<br />

De (eiseressen) hebben bij hun inschrijving niet de registratieaanvragen gevoegd die<br />

door de tweede eiseres en door hun tijdelijke vereniging hadden moeten zijn ingediend.<br />

De door de Duitse overheden overhandigde sociale en fiscale attesten hadden die waarde<br />

niet en beantwoordden aan een andere verplichting tot overlegging, zelfs al waren deze<br />

ook vereist om de registratie te verkrijgen (zie hiervoor).<br />

Zowel artikel 15, §3, 4 en 7, van voormeld koninklijk besluit van 22 april 1977, als de<br />

rechtzetting nr. 1 van het bijzonder lasterkohier, vereisten overigens dat de inschrijver<br />

geregistreerd zou zijn, overeenkomstig het koninklijk besluit van 5 oktober 1978 tot<br />

uitvoering van de artikelen 299bis van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen en van<br />

artikel 30bis van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28<br />

december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.<br />

De (eiseressen) hebben verzuimd het afschrift van hun registratieaanvragen bij hun<br />

offerte te voegen en hebben aldus niet voldaan aan een vormvereiste dat voorgeschreven<br />

was in de rechtzetting nr. 1 van het bestek.<br />

De rechtzetting van het bijzonder lasterkohier bepaalde uitdrukkelijk dat 'de inschrijver<br />

in zijn inschrijving, op straffe van nietigheid van zijn offerte, verklaart dat hij rekening<br />

heeft gehouden met deze rechtzetting nr. 1'.<br />

In zijn beslissing tot gunning van de opdracht stelt de (verweerster) met betrekking tot<br />

de inschrijver aan wie de opdracht werd gegund, vast dat 'deze offerte vijf keer de eerste<br />

plaats in de rangschikking behaalde (...) en (...) daarenboven als regelmatig moet worden<br />

beschouwd, gelet op (...) de overeenstemming van de offerte met de essentiële bepalingen<br />

van het bestek en met de bepalingen van de rechtzetting nr. 1, waarmee de inschrijver bij<br />

het opmaken van zijn offerte rekening heeft gehouden'.<br />

Artikel 25 van het voormelde koninklijk besluit van 22 april 1977 bepaalt het<br />

volgende : 'onverminderd de nietigheid van elke inschrijving wegens afwijking van de<br />

essentiële besteksbepalingen zoals die van artikel 14, tweede lid, kan het bestuur inschrijvingen<br />

als onregelmatig en derhalve als niet bestaande beschouwen, indien zij niet overeenstemmen<br />

met de bepalingen van afdeling 2, enig voorbehoud inhouden, of bestanddelen<br />

bevatten die niet met de werkelijkheid overeenstemmen'. Die verordenende bepaling<br />

maakt dus een onderscheid tussen de bepalingen die voorgeschreven zijn op straffe<br />

van - volstrekte - nietigheid, en die waarvoor de administratie over een discretionaire<br />

beoordelingsvrijheid beschikt.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!