02.05.2013 Views

AC 01 2009 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie

AC 01 2009 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie

AC 01 2009 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Nr. 75 - 29.1.09 HOF VAN CASSATIE 291<br />

kruiste, ongetwijfeld wist en ook diende te weten dat hij de lasthebber hierdoor dwong om<br />

die cheque in eigen naam te innen alvorens het geld aan zijn lastgever derwijze over te<br />

maken dat de precieze herkomst van het geld hoe dan ook geheim bleef", schendt zowel<br />

de artikelen 14, 17, 37 en 38 van de wet van 1 maart 1961 als het wettelijk begrip<br />

vermoeden alsook de artikelen 1349 en 1353 van het Burgerlijk Wetboek, aangezien het<br />

aan de door het arrest aangewezen gegevens een gevolg verbindt dat op grond daarvan<br />

niet kan worden verantwoord.<br />

Derde onderdeel<br />

Krachtens artikel 1239 van het Burgerlijk Wetboek kan de betaling gedaan worden aan<br />

iemand die volmacht van de schuldeiser heeft, terwijl de lastgeving naar luid van artikel<br />

1984 van hetzelfde Wetboek een handeling is, waarbij een persoon aan een ander de<br />

macht geeft om iets voor de lastgever en in zijn naam te doen.<br />

Het arrest heeft niet zonder die bepalingen te schenden kunnen beslissen dat de eiser<br />

die wist dat de tweede verweerder lasthebber was, die hoedanigheid miskend heeft door<br />

hem een op zijn naam gestelde cheque te overhandigen voor een betaling die voor zijn<br />

lastgever was bestemd.<br />

Vierde onderdeel<br />

Nergens in zijn procesgeschriften heeft de eiser aangevoerd dat hij "redenen had om te<br />

denken dat hij een betaling 'in het zwart' ontvangen had".<br />

Als het bestreden arrest van 12 december 2006 aldus moet worden uitgelegd dat de<br />

procesgeschriften van de eiser die bewering wel degelijk bevatten, voegt het daaraan een<br />

element toe dat er niet in voorkomt en miskent het derhalve de bewijskracht ervan (schending<br />

van de artikelen 1319, 1320 en 1322 van het Burgerlijk Wetboek).<br />

Aangezien het hof van beroep in zijn arrest niet aangeeft op welke gegevens het zich<br />

baseert om een dergelijke bewering aan de eiser toe te schrijven, kan het Hof niet nagaan<br />

of zijn beslissing gegrond is op gegevens die regelmatig tijdens het debat zijn overgelegd<br />

dan wel op gegevens die de rechter uit eigen wetenschap kende. Het schendt derhalve<br />

zowel de regels inzake bewijs (schending van de artikelen 1315, 1349 en 1353 van het<br />

Burgerlijk Wetboek en 870 van het Gerechtelijk Wetboek) als artikel 149 van de<br />

Grondwet.<br />

III. BESLISSING VAN HET HOF<br />

Beoordeling<br />

Eerste middel<br />

Tweede onderdeel<br />

Over het middel van niet-ontvankelijkheid, dat door de eerste verweerder in dit<br />

onderdeel wordt aangevoerd: het middel heeft geen belang<br />

De eerste verweerder voert aan dat de redenen van het arrest waartegen het<br />

middel opkomt, ten overvloede gegeven zijn, zodat het dictum van het arrest<br />

verantwoord blijft door de niet bekritiseerde overweging dat, "ten gevolge van<br />

het feit dat de litigieuze cheque op naam van een lasthebber gesteld is en dat de<br />

notaris het door hem op te maken en door de lasthebber te ondertekenen<br />

ontvangstbewijs niet heeft opgemaakt, de identiteit niet bekend is van degene<br />

van zijn cliënten, de coöperatieve vennootschap Brasserie Dawance of de in<br />

eigen naam optredende [eerste verweerder] aan wie de [eiser] dat bedrag ter<br />

beschikking stelde".

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!