02.05.2013 Views

AC 01 2009 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie

AC 01 2009 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie

AC 01 2009 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

296 HOF VAN CASSATIE 29.1.09 - Nr. 76<br />

Artikel 4, §1, tweede lid, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in<br />

gerechtszaken bepaalt dat "de akte tot inleiding van het geding in het Frans wordt gesteld,<br />

indien de verweerder woonachtig is in het Frans taalgebied; in het Nederlands, indien de<br />

verweerder woonachtig is in het Nederlands taalgebied; in het Frans of in het Nederlands,<br />

ter keuze van de eiser, indien de verweerder woonachtig is in een gemeente van de Brusselse<br />

agglomeratie of geen gekende woonplaats in België heeft".<br />

Het begrip woonplaats in deze bepaling dient niet te worden opgevat in de zin van de<br />

gerechtelijke woonplaats, dat is "de plaats waar de persoon in de bevolkingsregisters is<br />

ingeschreven als hebbende aldaar zijn hoofdverblijf" (artikel 36 van het Gerechtelijk<br />

Wetboek), maar in de zin van de burgerlijke woonplaats in de zin van artikel 102 van het<br />

Burgerlijk Wetboek, namelijk "het hoofdverblijf van de persoon", dat is de gewone zetel<br />

van zijn activiteit, de plaats waar men hem meestal ontmoet en aantreft. Aangezien de<br />

burgerlijke woonplaats de enige was die wettelijk omschreven was op de dag waarop de<br />

wet van 15 juni 1935 werd goedgekeurd, is die woonplaats noodzakelijkerwijs deze waarnaar<br />

artikel 4, §1, tweede lid, van deze wet verwijst. Dit artikel is niet opgeheven door het<br />

Gerechtelijk Wetboek. Artikel 2 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt immers dat in dit<br />

wetboek gestelde regels van toepassing zijn op alle rechtsplegingen, behoudens wanneer<br />

deze geregeld worden door niet uitdrukkelijk opgeheven wetsbepalingen of door rechtsbeginselen,<br />

waarvan de toepassing niet verenigbaar is met de toepassing van de bepalingen<br />

van dit wetboek.<br />

In haar syntheseconclusie voerde de eiseres aan dat de verweerder de partijen in 1957<br />

gemakshalve fictief had laten inschrijven op de woonplaats van haar tante te Brussel,<br />

maar dat de partijen daar nooit hadden gewoond, daar hun hoofdverblijf altijd gevestigd<br />

was op het domein Everberg.<br />

Het bestreden arrest van 29 juni 2007, dat beslist dat het begrip woonplaats, als bedoeld<br />

in artikel 4, §1, tweede lid, van de wet van 15 juni 1935 op het taalgebruik in gerechtzaken,<br />

doelt op de gerechtelijke woonplaats in de zin van artikel 36 van het Gerechtelijk<br />

Wetboek en niet op de burgerlijke woonplaats, namelijk het in artikel 102 van het Burgerlijk<br />

Wetboek omschreven hoofdverblijf van de persoon, en dat bijgevolg beslist dat de<br />

oorspronkelijke dagvaarding, die betekend was aan de gerechtelijke woonplaats van de<br />

eiseres in het Brusselse gewest, en niet aan haar burgerlijke woonplaats in het Nederlandstalig<br />

gewest, rechtsgeldig is betekend in het Frans, schendt de artikelen 4, §1, tweede lid,<br />

van de wet van 15 juni 1935 en 102 van het Burgerlijk Wetboek, maakt een verkeerde<br />

toepassing van artikel 36 van het Gerechtelijk Wetboek, en schendt aldus die drie bepalingen<br />

alsook artikel 2 van het Gerechtelijk Wetboek. Doordat het bestreden arrest van 13<br />

december 2007 om dezelfde redenen beslist dat de dagvaarding tot verbetering rechtsgeldig<br />

in het Frans is betekend, schendt het tevens die wetsbepalingen.<br />

Tweede middel<br />

Geschonden wettelijke bepalingen<br />

- artikel 149 van de Grondwet;<br />

- algemeen rechtsbeginsel volgens hetwelk de wet geen terugwerkende kracht heeft,<br />

zoals het met name is vastgelegd in artikel 2 van het Burgerlijk Wetboek;<br />

- algemeen rechtsbeginsel van de rechtszekerheid;<br />

- de artikelen 2 en 232 van het Burgerlijk Wetboek, laatstgenoemd artikel zoals het is<br />

ingevoerd bij de wet van 1 juli 1974 en achtereenvolgens bij de wetten van 2 december<br />

1982 en 16 april 2000 werd gewijzigd.<br />

Aangevochten beslissingen<br />

Het bestreden arrest van 29 juni 2007 beslist dat er geen enkele reden was om artikel<br />

232, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing te verklaren op verweer-

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!