AC 01 2009 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie
AC 01 2009 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie
AC 01 2009 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
138 HOF VAN CASSATIE 15.1.09 - Nr. 36<br />
normale duur van een beroepswerkzaamheid. Een indexering van de rente is toegelaten".<br />
Volgens het tweede lid van dit artikel bepaalt de Koning de voorwaarden en de wijze van<br />
toepassing van deze bepaling.<br />
Deze regeling is krachtens artikel 195 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen<br />
1992 van toepassing op de bestuurders van ondernemingen.<br />
De artikelen 34 en 35 van het besluit tot uitvoering van dat wetboek stellen de voorwaarden<br />
vast voor de aftrek van de premies. Deze voorwaarden zijn, zakelijk weergegeven,<br />
de volgende: de bijdragen moeten aan een in België gevestigde verzekeringsonderneming<br />
worden gestort ter uitvoering van een reglement van groepsverzekering (artikel<br />
35, §1): zij mogen slechts van de belastbare inkomsten worden afgetrokken gedurende de<br />
normale duur van de beroepswerkzaamheid van elke werknemer en in zover zij toekenningen<br />
vestigen die gelijk staan met een jaarrente waarvan het bedrag, aangevuld met het<br />
wettelijk pensioen, niet hoger is dan 80 pct. van de normale brutojaarbezoldiging van de<br />
werknemers tijdens het betreffende jaar (artikel 35, §2).<br />
Artikel 35 voorziet in een aantal uitzonderingen op deze regel van 80 pct., met name in<br />
het geval van premies die gestort zijn "om voor werknemers die bij de onderneming<br />
gepresteerd hebben voor er een in §1, 1°, vermeld verzekerings- of pensioenstelsel werd<br />
ingevoerd, voor het aldus gepresteerde aantal jaren van de normale duur van de beroepswerkzaamheid,<br />
de ontbrekende stortingen te compenseren" (artikel 35, §3, 2°) of "om<br />
werknemers die bij de onderneming een onvolledige loopbaan hebben, een pensioen toe te<br />
kennen berekend in verhouding tot een langere duur van beroepswerkzaamheid dan die<br />
welke zij bij de onderneming zullen vervullen, op voorwaarde dat die bijdragen slaan op<br />
maximaal tien jaar van een vroeger werkelijk uitgeoefende beroepswerkzaamheid of op<br />
maximaal vijf jaar van een tot de normale pensioenleeftijd nog uit te oefenen beroepswerkzaamheid<br />
en dat het aldus in aanmerking genomen totaal aantal jaren het aantal jaren<br />
van de normale duur van hun beroepswerkzaamheid niet overtreft" (artikel 35, §3, 3°).<br />
Artikel 35, §3, van het besluit doelt dus uitdrukkelijk op het geval van inhaalpremies<br />
of, volgens de Engelse terminologie, de "back service", die worden berekend op basis van<br />
de voorbije prestaties.<br />
De artikelen 52, 3°, b), 59 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 en 34 en<br />
35 van het besluit tot uitvoering van dat wetboek vormen een geheel van bepalingen die<br />
tot doel hebben te bepalen onder welke voorwaarden en in hoeverre de in de vorm van<br />
groepsverzekeringspremies toegekende bezoldigingen geacht worden gedaan te zijn"om<br />
belastbare inkomsten te verkrijgen of te behouden" in de zin van artikel 49 van het<br />
Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992.<br />
Het bestreden arrest dat niet ontkent dat de litigieuze premies voldeden aan de voorwaarden<br />
voor aftrek, als bepaald in de artikelen 59 en 195 van het Wetboek van de<br />
Inkomstenbelastingen 1992 en in de artikelen 34 en 35 van het besluit tot uitvoering van<br />
dit wetboek, heeft niet wettig de aftrek van die premies kunnen onderwerpen aan de bijkomende<br />
voorwaarde dat zij zijn gedragen "om belastbare inkomsten te verkrijgen of te<br />
behouden" (schending van alle, in het middel aangegeven bepalingen, met uitzondering<br />
van artikel 208 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992).<br />
...<br />
III. BESLISSING VAN HET HOF<br />
Beoordeling<br />
Eerste onderdeel<br />
Artikel 52, 3°, b) van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992, zoals<br />
het van toepassing was op het geschil, bepaalt dat als beroepskosten worden