02.05.2013 Views

AC 01 2009 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie

AC 01 2009 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie

AC 01 2009 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Nr. 19 - 9.1.09 HOF VAN CASSATIE 73<br />

opleggen dat een procedure tot navordering van de niet-geheven rechten in geval van nietboeking<br />

niet meer ingeleid kan worden na een termijn van drie jaar vanaf de dag waarop<br />

de douaneschuld ter zake van het betrokken goed is ontstaan, in casu op het tijdstip van<br />

het verstrijken van de geldigheidsduur van de T1-documenten, i.e. in de periode tussen 22<br />

april 1992 en 11 december 1992. Gelet op de samenlezing van de artikelen 2.1 en 2.2<br />

Verordening nr. 1697/79, onderzoekt de appelrechter dienvolgens terecht of de<br />

mededeling van deze ontstane schuld (en niet louter ‘geboekte bedrag’ zoals in het<br />

bekritiseerde arrest onjuist verwoord sub 3.4) uiterlijk op 11 december 1995 plaatsvond.<br />

6. In het derde onderdeel van het tweede middel tot cassatie beroept de eiser zich op<br />

artikel 3 EG-Verordening nr. 1697/79, waarin gestipuleerd wordt dat de driejarige termijn<br />

van artikel 2.1, lid 2 van deze verordening niet van toepassing is wanneer de bevoegde<br />

autoriteiten constateren dat zij ingevolge een strafrechtelijk vervolgbare handeling niet in<br />

staat waren het juiste bedrag van de wettelijk verschuldigde rechten bij invoer of bij<br />

uitvoer ter zake vast te stellen.<br />

De verweerster werpt vooreerst op dat het onderdeel, ook al was het gegrond, niet tot<br />

cassatie kan leiden en in zoverre niet onontvankelijk is, daar de beslissing van de<br />

appelrechter dat de eiser de douaneschuld niet meer kan invorderen, de iure verantwoord<br />

wordt bij wege van de beslissing dat deze schuld niet geboekt werd. Evenwel houdt de<br />

beslissing van de appelrechter precies in dat in artikel 3 EG-Verordening nr. 1697/79 een<br />

driejarige termijnvoorwaarde ingevoerd wordt, die erop neerkomt dat het wegvallen van<br />

de verjaringstermijn inzake navordering ingevolge strafbare feiten maar toegepast kan<br />

worden van zodra vaststaat dat ook na drie jaar sedert het ontstaan van de schuld geen<br />

juiste becijfering van de kwestieuze douanerechten kan plaatsvinden. Het bestreden arrest<br />

oordeelt namelijk dat de eiser de betrokken schulden weliswaar niet regelmatig geboekt<br />

heeft, maar hiertoe wel in de feitelijke mogelijkheid was, vermits ter zitting een<br />

zogenaamd boekingsstuk voorgelegd werd. Dienvolgens wordt dan afgeleid dat de eiser<br />

binnen de driejarige termijn de verschuldigde rechten had kunnen berekenen, zodat aan<br />

één van de voorwaarden van artikel 3 EG-Verordening nr. 1697/79 niet beantwoord was<br />

en de uitzonderingsbepaling niet ingeroepen kon worden. Als dusdanig houdt het<br />

bekritiseerde arrest niet louter de beslissing in dat de schuld niet meer kon worden<br />

ingevorderd doordat de douaneschuld niet geboekt was. De door de verweerster<br />

aangevoerde grond van onontvankelijkheid van het derde onderdeel van het tweede<br />

middel kan m.i. dan ook niet aangenomen worden.<br />

7. In de hypothese van artikel 3 EG-Verordening nr. 1697/79, zoals aangevoerd in het<br />

derde onderdeel van het tweede middel, kan er, mits voldaan is aan de gestelde dubbele<br />

voorwaarde, van enige verjaring geen sprake zijn. Artikel 3 moet duidelijk onderscheiden<br />

worden van artikel 2. In deze laatste bepaling wordt immers de gemene regel aangeduid<br />

waarbij een douaneaangifte plaatsgegrepen heeft welke dienvolgens resulteert in de<br />

verschuldigdheid van douanerechten. Er wordt daarbij tevens uitgegaan van de<br />

ontstentenis van een strafrechtelijke inbreuk, vermits daartoe uitdrukkelijk de<br />

uitzondering sub artikel 3 EG-Verordening nr. 1697/79 voorzien wordt. In de hypothese<br />

van artikel 2 dient derhalve aangenomen te worden dat de betrokken goederen op<br />

regelmatige wijze het douanetoezicht verlaten hebben. De voorziene procedure tot<br />

navordering, in te leiden middels een kennisgeving van de nog verschuldigde rechten aan<br />

de betrokken debiteur, beoogt enkel de inning van deze openstaande schuld. De driejarige<br />

vervaltermijn geldt met andere woorden als een navorderingstermijn. Omwille van de<br />

aangenomen rechtsconforme dedouanering staat de hoegrootheid van de verschuldigde<br />

rechten in dat geval dan ook niet ter discussie. Die omstandigheid moet echter manifest<br />

onderscheiden worden van deze bedoeld in artikel 3 EG-Verordening nr. 1697/79, welke<br />

als een uitzonderingsbepaling te beschouwen is en welke inzonderheid werd bedoeld voor

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!