02.05.2013 Views

AC 01 2009 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie

AC 01 2009 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie

AC 01 2009 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

72 HOF VAN CASSATIE 9.1.09 - Nr. 19<br />

3. Artikel 2.1, lid 2 EG-Verordening nr. 1697/79 bepaalt dat een procedure tot navordering<br />

van de niet-geheven rechten niet meer ingeleid kan worden na een termijn van drie<br />

jaar vanaf de dag waarop het oorspronkelijk van de belastingschuldige opgeëiste bedrag is<br />

geboekt, of, indien geen boeking heeft plaatsgevonden, vanaf de dag waarop de douaneschuld<br />

ter zake van het betrokken goed is ontstaan. De boekingsformaliteiten zijn vastgelegd<br />

in EG-Verordening nr. 1854/89([4]). Artikel 2.2 EG-Verordening nr. 1697/79 bepaalt<br />

dat de bedoelde procedure tot navordering ingeleid wordt door de kennisgeving (mededeling)<br />

van het bedrag van de verschuldigde rechten aan de betrokken schuldenaar. Naar<br />

aanleiding van de procedure die leidde tot het bestreden arrest, werd door de eiser een<br />

document voorgelegd dat zou moeten gelden als een conform ‘boekingsstuk’.<br />

Dit werd door de feitenrechter evenwel niet als boekingsbewijs aangenomen. Evenmin<br />

werden aanvaard als rechtsgeldige mededeling: het proces-verbaal van de Belgische<br />

douaneadministratie van 29 november 1994 houdende de vaststelling van de<br />

onregelmatige dedouanering en de notificatie ervan op 2 december 1994, alsook een<br />

schrijven van de Duitse douaneautoriteiten van 30 oktober 1995 over deze feiten aan de<br />

borgsteller van de verweerster. Wat wel aangemerkt kan worden als voorgeschreven<br />

kennisgeving/mededeling van het bedrag van de rechten, is de gedinginleidende<br />

dagvaarding voor de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen, gedateerd op 24 januari<br />

1997.<br />

De relevantie van deze mededeling stoelt volgens de appelrechter mede op artikel 6, lid 1<br />

EG-Verordening nr. 1854/89 dat poneert dat het bedrag van de rechten onmiddellijk na de<br />

boeking moet meegedeeld worden aan de tot betaling gehouden persoon. In het<br />

perspectief van de geldende Europese rechtspraak 6 ([5]) is de draagwijdte van deze<br />

bepaling evenwel relatief. Reeds eerder werd door het Hof van <strong>Justitie</strong> immers<br />

aangenomen dat de niet-inachtneming van de verplichting onmiddellijk na de boeking tot<br />

mededeling aan de schuldenaar over te gaan, op zich geen belemmering vormt voor de<br />

invordering van de douaneschuld (H.v.J., 7 september 1999, zaak C-61/98, De Haan<br />

Beheer BV/Inspecteur der Invoerrechten en Accijnzen te Rotterdam). In een later arrest<br />

wordt beslist dat een desgevallende mededeling van de douaneschuld steeds een<br />

voorafgaande boeking van dit bedrag vereist (H.v.J., 23 februari 2006, zaak C-2<strong>01</strong>/4,<br />

Belgische Staat/Molenbergnatie NV).<br />

Deze jurisprudentie dient evenwel geapprecieerd te worden in het perspectief van de<br />

artikelen 217 en 221 CDW. Artikel 2.1, tweede lid EG-Verordening nr. 1697/79 voorziet<br />

immers nog expressis verbis de hypothese van een niet-boeking van de betrokken rechten.<br />

In dat geval neemt de driejarige termijn een aanvang vanaf de dag waarop de<br />

douaneschuld ontstaan is.<br />

4. Naar het oordeel van de feitenrechters in deze zaak heeft geen regelmatige boeking<br />

van de verschuldigde rechten plaatsgegrepen en kan de eerste rechtsgeldige kennisgeving<br />

ter zake ten vroegste op 24 januari 1997 gedateerd worden. De verjaringsregel van artikel<br />

2.1 EG-Verordening nr. 1697/79 refereert evenwel niet naar de mededeling, maar bij<br />

uitstek naar de boeking van de douanerechten. Artikel 2.2 EG-Verordening nr. 1697/79<br />

moduleert slechts de inleiding van de navorderingsprocedure middels de mededeling van<br />

de schuld.<br />

5. Nu te dezen de kwestieuze schuld kennelijk niet geboekt werd, voert de eiser in de<br />

drie onderdelen van het tweede middel aan dat dergelijke boeking de iure niet vereist was.<br />

Zo dit al zo zou zijn, blijft artikel 2.1, lid 2 EG-Verordening nr. 1697/79 evenwel<br />

6 In de geciteerde rechtspraak gaat het om de draagwijdte van artikel 221.1 CDW. Dit artikel<br />

herneemt evenwel quasi letterlijk de bepaling die reeds vervat was in artikel 6, lid 1 EG-Verordening<br />

nr. 1854/89. Mutatis mutandis wordt derhalve ook de vroegere wetsbepaling beoordeeld.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!