02.05.2013 Views

AC 01 2009 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie

AC 01 2009 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie

AC 01 2009 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

312 HOF VAN CASSATIE 30.1.09 - Nr. 78<br />

beslissing aldus evenmin regelmatig met redenen is omkleed en dienvolgens ook artikel<br />

149 van de Grondwet schendt.<br />

2. Tweede onderdeel<br />

Overeenkomstig artikel 6.1 van het EVRM heeft iedereen bij het vaststellen van zijn<br />

burgerlijke rechten en verplichtingen o.m. het recht op een eerlijke behandeling van de<br />

zaak binnen een redelijke termijn door een onafhankelijke en onpartijdige rechterlijke<br />

instantie.<br />

De overschrijding van de redelijke termijn bij de uitoefening van een recht impliceert<br />

evenwel niet dat dit recht zou vervallen of door de titularis ervan, zelfs als dit een overheid<br />

is, niet meer zou kunnen worden uitgeoefend. Deze sanctie blijkt immers noch uit<br />

artikel 6.1 van de voormelde verdragsbepaling, noch uit enige andere wettelijke of decretale<br />

bepaling of algemeen rechtsbeginsel.<br />

Evenmin is de beslagrechter, krachtens zijn rechtsmacht om bij toepassing van artikel<br />

1498 van het Gerechtelijk Wetboek te oordelen over de rechtmatigheid en de regelmatigheid<br />

van een beslag, ertoe gerechtigd om, bij een door hem vastgestelde overschrijding<br />

van de redelijke termijn n.a.v. de uitvoering van een rechterlijke beslissing, te oordelen<br />

dat de beslagleggende schuldeiser niet meer gerechtigd is om deze beslissing uit te<br />

voeren. Te dezen stond immers vast dat er van verjaring van het recht op uitvoering van<br />

de herstelvordering geen sprake was en dat de actualiteit van de desbetreffende titel als<br />

zodanig derhalve niet ter discussie kon worden gesteld.<br />

Te dezen oordelen de appelrechters, n.a.v. eisers hoger beroep tegen de beroepen<br />

beslissing van de beslagrechter, dat de eisers vordering om het in het arrest van 18<br />

februari 1987 bevolen herstel uit te voeren, in beginsel weliswaar slechts zou verjaren in<br />

de loop van het jaar 2008, doch dat de eiser hoe dan ook de redelijke termijn heeft laten<br />

verstrijken vooraleer tot deze uitvoering over te gaan.<br />

Deze laatste vaststelling laat evenwel niet toe om op een wettige wijze tot het besluit te<br />

komen dat de eiser niet meer gerechtigd zou zijn om de uitvoering te benaarstigen van het<br />

bevolen herstel, aangezien die sanctie door geen enkele verdragsrechtelijke, wettelijke of<br />

decretale bepaling wordt voorgeschreven noch mogelijk wordt gemaakt.<br />

Door te dezen, in navolging van het beroepen vonnis van de beslagrechter, te oordelen<br />

dat eiser de uitvoering van het arrest van 18 februari 1987 niet meer kon benaarstigen en<br />

door dienvolgens de handlichting te bevelen van het n.a.v. die uitvoering gelegde beslag,<br />

hieruit volgt dat het hof van beroep in het bestreden arrest dan ook artikel 1498 van het<br />

Gerechtelijk Wetboek en artikel 6.1 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de<br />

Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden, ondertekend te Rome op 4<br />

november 1950 en goedgekeurd bij wet van 13 mei 1955 schendt.<br />

3. Derde onderdeel<br />

De algemene beginselen van behoorlijk bestuur, die ook bindend zijn voor eiser,<br />

kunnen in de regel geen afwijking van de wet rechtvaardigen.<br />

Het hof van beroep kon te dezen, in navolging van de beroepen beslissing van de<br />

beslagrechter, de eiser dan ook niet wettig het recht ontzeggen om de uitvoering van het<br />

arrest van 18 februari 1987 na te streven op grond dat "het ongemotiveerd en langdurig<br />

negeren van een rechterlijke uitspraak" een daad van onbehoorlijk bestuur zou opleveren.<br />

Nu in het bestreden arrest uitdrukkelijk wordt vastgesteld dat eisers vordering om het in<br />

het arrest van 18 februari 1987 bevolen herstel uit te voeren in beginsel slechts zou<br />

verjaren in de loop van het jaar 2008, kon het hof van beroep, als beslagrechter in hoger<br />

beroep, mede gelet op zijn rechtsmacht om bij toepassing van artikel 1498 van het<br />

Gerechtelijk Wetboek te oordelen over de rechtmatigheid en de regelmatigheid van een<br />

beslag, dan ook niet wettig oordelen dat de beslagleggende schuldeiser, ingevolge een

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!