02.05.2013 Views

AC 01 2009 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie

AC 01 2009 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie

AC 01 2009 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Nr. 34 - 15.1.09 HOF VAN CASSATIE 131<br />

activiteit heerst; dat de eiseres voor het hof van beroep het verslag van 11 maart 2003 van<br />

een hoofdinspecteur, een vaststelling van 12 februari 2003 van een agent volksteller en<br />

een op 17 maart 2003 aangevraagd uittreksel van het bevolkingsregister inzake het<br />

gebouw heeft overgelegd en betoogt dat zij voor het hof [van beroep] aantoont dat het<br />

gebouw in het jaar 2000 noch geëxploiteerd noch bewoond was in de zin van artikel 1 van<br />

de belastingverordening, en verklaart vervolgens het hoger beroep van de eiseres niet<br />

gegrond.<br />

Het arrest steunt die beslissing op de volgende motieven: uit de artikelen 2 en 5 van de<br />

belastingverordening volgt "dat door de vaststelling van de staat van verwaarlozing, die<br />

aan de belastingplichtige is betekend, de belasting jaarlijks is verschuldigd vanaf 1 januari<br />

van het aanslagjaar dat volgt op dat waarin de vaststelling van verwaarlozing werd opgemaakt<br />

en betekend. Daaruit volgt dat, volgens de eigen logica van de belastingverordening,<br />

het ontbreken van betekening van de vaststelling of de gebrekkige vaststelling, die<br />

de toestand van verwaarlozing niet kan aantonen, met name de vaststelling waaruit niet<br />

blijkt dat het gebouw onbewoond is of niet wordt geëxploiteerd, gelet op de tekst van de<br />

belastingverordening tot gevolg hebben dat de belasting niet eisbaar is. Het bewijs a<br />

posteriori van de staat van verwaarlozing, zoals de eiseres dat voor het eerst, vijf jaar na<br />

het betrokken dienstjaar, voor het hof van beroep wil leveren, snijdt geen hout. De agent<br />

van de Dienst der Financiën van de stad beschikte op 27 oktober 1999, bij het opstellen<br />

van zijn vaststelling, waarvan de eerste rechter terecht heeft gezegd dat zij niet kan<br />

aantonen dat het gebouw niet werd bewoond noch geëxploiteerd, over alle gegevens uit de<br />

stukken die voor het eerst voor het hof van beroep worden overgelegd. De belasting is<br />

bijgevolg niet verschuldigd omdat er geen vaststelling is die kan aantonen dat het gebouw<br />

verwaarloosd was en die tijdens het jaar dat voorafgaat aan de invordering van de belasting,<br />

werd opgesteld en betekend".<br />

Grieven<br />

De belastingverordening van 18 december 1995 van de eiseres, krachtens welke de litigieuze<br />

belasting van het dienstjaar 2000 ten laste van de verweerder werd vastgesteld, heft<br />

een belasting op volledig of gedeeltelijk verwaarloosde gebouwen, dat wil zeggen met<br />

name op "de niet bewoonde of niet uitgebate gebouwen" en op de "de gebouwen waarvan<br />

bepaalde niveaus onbewoond of niet uitgebaat worden" (artikel 1).<br />

De staat van verwaarlozing van een gebouw maakt het voorwerp uit van een vaststelling<br />

opgemaakt door een bevoegd agent van de Dienst der Financiën, binnen de maand<br />

betekend aan de belastingplichtige (artikel 2).<br />

"De belasting is jaarlijks verschuldigd vanaf 1 januari van het aanslagjaar dat volgt op<br />

dat waarin de vaststelling van verwaarlozing werd opgemaakt en betekend zoals in het<br />

artikel 2 gestipuleerd wordt" (artikel 5).<br />

Uit de voormelde artikelen 2 en 5 van de belastingverordening volgt zonder enige<br />

twijfel dat aan de inkohiering van de belasting het opstellen van een vaststelling van<br />

verwaarlozing door een bevoegd agent van de Dienst der Financiën moet voorafgaan en<br />

dat die vaststelling binnen de maand aan de belastingplichtige moet worden betekend.<br />

Uit die belastingverordening volgt echter geenszins dat de aanwijzingen waaruit<br />

volgens de agent van de Dienst der Financiën de staat van verwaarlozing blijkt, dat wil<br />

zeggen het ontbreken van bewoning of exploitatie, moeten volstaan om het ontbreken van<br />

bewoning of exploitatie aan te tonen: het staat vanzelfsprekend aan de belastingplichtige<br />

om de juistheid of de pertinentie van de in aanmerking genomen aanwijzingen en van het<br />

ontbreken van bewoning of exploitatie te betwisten. In dat geval hoort de eiseres, in het<br />

kader van het geschil, de aanvullende bewijsmiddelen voor te leggen.<br />

In dit geval, zoals de eerste rechter had opgemerkt, betoogde de verweerder "zelfs niet<br />

dat het gebouw werd bewoond of geëxploiteerd". De verweerder betoogde dat evenmin in

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!