AC 01 2009 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie
AC 01 2009 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie
AC 01 2009 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
132 HOF VAN CASSATIE 15.1.09 - Nr. 34<br />
zijn appelconclusie, waarin hij aanvoerde dat het gebouw "een erfgoed is waarin de<br />
familie Van Roy gedurende tientallen jaren handel heeft gedreven".<br />
De eiseres heeft voor het hof van beroep stukken voorgelegd die aantonen dat het<br />
gebouw op het ogenblik waarop de vaststelling van verwaarlozing werd opgesteld sedert<br />
verschillende jaren bewoond noch geëxploiteerd was. "Aldus blijkt uit het bevolkingsregister,<br />
waarvan het niet raadplegen door de eerste rechter aan de (eiseres) werd verweten,<br />
dat de laatste bewoners het litigieuze gebouw op 27 november 1978 hebben verlaten.<br />
Evenzo blijkt uit een verslag van de hoofdinspecteur van de politiezone Brussel-Elsene<br />
dat in dat gebouw geen handel meer werd gedreven en dat het sedert verschillende jaren<br />
niet meer werd bewoond: 'In het gebouw wordt sedert ongeveer zes jaar geen handel<br />
gedreven en het is al even lang onbewoond. Volgens de buurtbewoners nochtans worden<br />
er af toe herstellingswerken uitgevoerd'. De agent volksteller die op 27 oktober 1999 de<br />
vaststelling heeft opgesteld, heeft eveneens bevestigd dat het gebouw (van de verweerder)<br />
tijdens het dienstjaar 2000 onbewoond was".<br />
De eiseres voerde bovendien aan dat de verweerder" in zijn aanvullende en samenvattende<br />
conclusie met geen woord over die stukken rept".<br />
Het arrest betwist niet dat de stukken die eiseres in hoger beroep voorlegt wel degelijk<br />
aantonen dat het gebouw op de datum van de vaststelling bewoond noch geëxploiteerd<br />
was, maar weigert die stukken in aanmerking te nemen omdat ze te laat zijn neergelegd<br />
terwijl die gegevens op 27 oktober 1999 ter beschikking waren van de agent van de<br />
Dienst der Financiën van de stad toen hij zijn vaststelling opstelde.<br />
Die beslissing schendt de bepalingen van de belastingverordening die in de aanhef van<br />
het middel worden aangewezen.<br />
III. BESLISSING VAN HET HOF<br />
Beoordeling<br />
Naar luid van artikel 1 van de belastingverordening die de eiseres op 18<br />
december 1995 heeft goedgekeurd, wordt voor de dienstjaren 1996 tot 2000 een<br />
belasting geheven op de volledig of gedeeltelijk verwaarloosde gebouwen en op<br />
de niet bebouwde verwaarloosde percelen.<br />
Krachtens artikel 2 van die verordening zal de staat van verwaarlozing van een<br />
gebouw of een onbebouwd perceel het voorwerp uitmaken van een vaststelling<br />
opgemaakt door een bevoegd agent van de Dienst der Financiën, binnen de<br />
maand betekend aan de belastingplichtige.<br />
Artikel 5 bepaalt dat de belasting jaarlijks verschuldigd is vanaf 1 januari van<br />
het aanslagjaar dat volgt op dat waarin de vaststelling van verwaarlozing werd<br />
opgemaakt en betekend zoals het in het artikel 2 gestipuleerd wordt.<br />
Uit die bepalingen volgt dat de vaststelling, als bedoeld in artikel 2, de gegevens<br />
moet bevatten die de staat van verwaarlozing van het gebouw aantonen,<br />
aangezien geen belasting kan worden geheven als die voorwaarde niet is vervuld.<br />
Het arrest wijst erop dat de vaststelling die de eiseres op 27 oktober 1999 heeft<br />
doen opstellen, volgens het beroepen vonnis, dat op dat punt niet door de eiseres<br />
wordt bekritiseerd, een "voorgedrukt document is met 31 aan te kruisen vakjes,<br />
waarop de vakjes 'afval van leidingen, dakgoten in slechte staat, sporen van<br />
waterinsijpeling" waren aangekruist, aan de hand waarvan niet kon worden<br />
aangetoond noch vermoed dat het gebouw bewoond noch geëxploiteerd werd,