02.05.2013 Views

AC 01 2009 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie

AC 01 2009 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie

AC 01 2009 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

236 HOF VAN CASSATIE 22.1.09 - Nr. 58<br />

het onderzoek van de inhoudingsplicht en de hoofdelijke aansprakelijkheid had moeten<br />

worden voorafgegaan door een onderzoek van de registratieplicht, aangezien de inhoudingsplicht<br />

en de hoofdelijke aansprakelijkheid deel uitmaken van een ruimere regeling<br />

ter bestrijding van belastingfraude. Die regering voert aan dat, indien het gemeenschapsrecht<br />

niet in de weg staat aan de registratieplicht, ook de inhoudingsplicht en de hoofdelijke<br />

aansprakelijkheid verenigbaar moeten worden geacht met het gemeenschapsrecht.<br />

Dienaangaande volstaat de vaststelling dat de vraag of de registratieplicht verenigbaar<br />

is met het gemeenschapsrecht niet noodzakelijkerwijs beslissend is voor de verenigbaarheid<br />

van de inhoudingsplicht en de hoofdelijke aansprakelijkheid met het gemeenschapsrecht.<br />

Het Hof herhaalt dat artikel 49 van het Verdrag de afschaffing beoogt van elke beperking<br />

op de vrijheid van dienstverrichting die de werkzaamheden van dienstverrichters van<br />

de andere Lidstaten, die gelijksoortige diensten verrichten, kan verbieden of minder<br />

aantrekkelijk kan maken, maar dat een dergelijke beperking niettemin gerechtvaardigd<br />

kan zijn wanneer zij beantwoordt aan een dwingende reden van algemeen belang - wat het<br />

geval is voor de bestrijding van belastingontwijking -, tot een gebied behoort dat niet op<br />

gemeenschapsniveau geharmoniseerd is en geldt voor elke onderneming die op het<br />

Belgisch grondgebied werkzaam is en, ten slotte, geschikt is om de verwezenlijking van<br />

het gestelde doel te waarborgen en niet verder gaat dan ter bereiking van dat doel noodzakelijk<br />

is.<br />

Het Hof oordeelt dat de bestreden fiscale bepalingen niet toelaatbaar zijn omdat zij,<br />

zonder enig onderscheid, van toepassing zijn op alle niet in België gevestigde en niet<br />

geregistreerde dienstverrichters, terwijl sommigen van hen, in beginsel, de belastingen en<br />

voorheffingen niet verschuldigd zijn, en omdat ze automatisch en onvoorwaardelijk van<br />

toepassing zijn, zonder dat rekening gehouden wordt met de individuele situatie van de<br />

dienstverrichters. Daarenboven wordt de onevenredigheid van de litigieuze maatregelen<br />

nog versterkt doordat zij cumulatief worden toegepast'.<br />

Het arrest verklaart dat 'het Koninkrijk België, door opdrachtgevers en aannemers die<br />

een beroep doen op niet in België geregistreerde buitenlandse aannemers te verplichten 15<br />

pct. van het voor de uitgevoerde werken verschuldigde bedrag in te houden en hen hoofdelijk<br />

aansprakelijk te stellen voor de belastingschulden van die medecontractanten, niet<br />

heeft voldaan aan de verplichtingen die op hem rusten krachtens de artikelen 49 EG en 50<br />

EG'.<br />

Hoewel het Hof voorstelt om de inhoudingsplicht en de hoofdelijke aansprakelijkheid<br />

te vervangen door een regeling van informatieuitwisseling en aangifte en door de mogelijkheid,<br />

voor de dienstverrichters, om de regelmatigheid van hun fiscale situatie aan te<br />

tonen, beslist het niet dat de registratieplicht zelf strijdig zou zijn met het Verdrag; de<br />

beslissing heeft alleen betrekking op het cumulatief en automatisch effect van het gebrek<br />

aan registratie (arrest gepubliceerd in J.L.M.B., 2007, met toelichtingen van B. Kohl). Dit<br />

was overigens ook het standpunt van de Commissie.<br />

Het is aldus niet aangetoond dat de litigieuze registraties strijdig waren met het<br />

Gemeenschapsrecht.<br />

Kortom, het hoger beroep is niet gegrond".<br />

Het bestreden arrest beslist in zijn dictum dat het hoger beroep van de eiseressen<br />

ontvankelijk maar niet gegrond is.<br />

Grieven<br />

Eerste onderdeel<br />

De eiseressen hebben in hun regelmatig voor het hof van beroep genomen conclusie<br />

betoogd dat (de verweerster en de Regie der Gebouwen) nooit het argument hadden

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!