AC 01 2009 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie
AC 01 2009 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie
AC 01 2009 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Nr. 20 - 9.1.09 HOF VAN CASSATIE 87<br />
1. De voorzieningen in cassatie zijn beide gericht tegen het arrest van 22 december<br />
2006 waarbij het Hof van Beroep te Antwerpen uitspraak doet over een betwisting in<br />
verband met carnets TIR. Beide voorzieningen betreffen identieke procespartijen en<br />
hetzelfde geschil. Omwille van deze samenhang bestaat er, met het oog op een goede<br />
rechtsbedeling, aanleiding de zaken F.07.0049.N en F.07.0050.N te voegen. De<br />
antwoorden op de twee middelen in zaak F.07.0050.N kunnen overigens tot<br />
overeenkomstige besluiten leiden met betrekking tot de in zaak F.07.0049.N aangevoerde<br />
grieven.<br />
2. In oktober 1994 werden bij het kantoor der douane en accijnzen te Antwerpen vijf<br />
carnets TIR in last genomen onder dekking waarvan kartons sigaretten vervoerd mochten<br />
worden naar Algeciras (Spanje) om van daaruit verder getransporteerd te worden naar de<br />
finale bestemming te Tanger (Marokko). Binnen een termijn van acht dagen dienden deze<br />
goederen op het betrokken Spaanse kantoor van uitgang uit de EG te worden aangeboden.<br />
Bij gebrek aan aanzuivering van de kwestieuze internationale douanedocumenten werden<br />
door het douanekantoor van vertrek te Antwerpen op 2 maart 1995 ‘verzoeken tot<br />
nasporing’ gericht aan de douaneautoriteiten te Algeciras. Op dezelfde datum werd de<br />
Federatie van Belgische Transporteurs (verder: Febetra) in kennis gesteld van de nietzuiveringen<br />
en van de verzoeken tot nasporing. Op 12 april 1995 antwoordde het<br />
douanekantoor te Algeciras dat tot op dat ogenblik de carnets TIR noch de sigaretten zelf<br />
aangeboden werden. Op 1 juni 1995 bezorgde de administratie te Antwerpen hiervan een<br />
afschrift aan Febetra waarbij deze verzocht werd kennis te nemen van de niet-zuivering<br />
van de carnets, zodat zij als borg niet bevrijd kon worden van haar verbintenissen. Op 3<br />
juli 1995 werd haar vervolgens per aangetekend schrijven ter kennis gebracht dat zij<br />
gehouden was tot betaling van de verschuldigde rechten en belastingen (invoerrechten,<br />
accijnzen, bijzondere accijnzen en BTW), weze het gelimiteerd tot het overeengekomen<br />
maximum bedrag van 200.000 USD per carnet (te vermeerderen met<br />
nalatigheidsinteresten).<br />
Met aangetekende brief van 8 januari 1996 meldde Febetra evenwel dat niet tot betaling<br />
overgegaan zou worden. Dienvolgens berichtte de douaneadministratie op 20 februari<br />
1996 aan de Griekse titularissen van vier betrokken carnets TIR, eveneens aangetekend,<br />
dat de carnets niet gezuiverd werden en dat zij op hun beurt verzocht werden de<br />
verschuldigde bedragen te vereffenen. Op 14 oktober 1996 werd een vijfde soortgelijk<br />
schrijven verstuurd.<br />
Vermits ook deze Griekse vennootschappen geen betalingen verrichtten, werden op 19<br />
december 1996 vijf dwangbevelen uitgevaardigd zowel ten laste van de Griekse houders<br />
van de carnets TIR als ten laste van Febetra in haar hoedanigheid van wettelijk erkende<br />
beroepsvereniging.<br />
Febetra stelde tegen deze dwangbevelen bij onderscheiden exploten dd. 10 februari<br />
1997 verzet in bij de fiscale rechter te Antwerpen. In deze procedure kwamen ook haar<br />
verzekeraars (AGF SA, Kravag-Sach en Generali Assurance IARD SA) vrijwillig tussen.<br />
Bij vonnis van 13 november 2002 besliste de rechtbank, na voeging van de<br />
onderscheiden zaken, dat Febetra als borgsteller niet gehouden is tot betaling van de<br />
gevorderde bedragen, aangezien in de gevoerde procedure artikel 8.7 van de TIRovereenkomst<br />
4 niet nageleefd werd (cfr. infra verder over deze wetsbepaling).<br />
Het bestreden arrest wijzigt deze rechtspraak, onder meer refererend naar de<br />
borgstellingsovereenkomst van 12 februari 1991 met de Belgische Staat waardoor Febetra<br />
hoofdelijk met de titularissen van de carnets TIR gehouden is tot betaling van de in het<br />
4 Douaneovereenkomst van 14 nov..1975, gesloten te Genève, inzake het internationaal vervoer van<br />
goederen onder dekking van Carnets TIR, namens de EEG goedgekeurd bij Verordening 2112/78 van<br />
de Raad van 25 juli 1978 (PB L 252, 14 september 1978) en namens België goedgekeurd bij Wet van<br />
4 feb.1980 (B.S., 14 oktober 1980).