AC 01 2009 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie
AC 01 2009 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie
AC 01 2009 (PDF, 1.76 MB) - Federale Overheidsdienst Justitie
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Nr. 19 - 9.1.09 HOF VAN CASSATIE 75<br />
bestreden arrest sub 3.4). Hoewel het bestreden arrest dit voorgelegd stuk om deze<br />
motieven als boekingsstuk verwerpt, wordt uit hetzelfde stuk nochtans afgeleid dat hieruit<br />
moet blijken dat de rechten precies becijferd konden worden.<br />
10. Behoudens de vraag of deze voorgehouden boeking inderdaad kan gelden als een<br />
berekening van het juiste verschuldigde bedrag (de onttrokken goederen werden nooit<br />
fysiek gecontroleerd), kan er niet aan voorbij gegaan worden dat het bestreden arrest in<br />
artikel 3 EG-Verordening nr. 1697/79 een driejarige termijnvoorwaarde invoert, die erop<br />
neerkomt dat het wegvallen van de verjaringstermijn inzake navordering ingevolge penaal<br />
vervolgbare handelingen maar toegepast kan worden van zodra vaststaat dat ook na drie<br />
jaar sedert het ontstaan van de schuld geen juiste berekening van de betrokken<br />
invoerrechten kan plaatsgrijpen.<br />
Zodoende voegt de appelrechter, zoals het derde onderdeel van het tweede<br />
cassatiemiddel aanvoert, ten onrechte een voorwaarde toe aan de bepaling vervat in artikel<br />
3 EG-Verordening nr. 1697/79.<br />
Deze kritiek vindt tevens steun in onder meer de zienswijze van Advocaat-generaal Van<br />
Gerven bij het arrest van het Hof van <strong>Justitie</strong> van 27 november 1991 (H.v.J., 27 november<br />
1991, zaak C-273/90, Meico-Fell). In deze zaak was vooral de invulling van de notie<br />
‘strafrechtelijk vervolgbare handeling’ voorwerp van debat. De Advocaat-generaal stelt<br />
over de artikelen 2 en 3 EG-Verordening nr. 1697/79 het volgende: “4. […] Daarom<br />
wordt in artikel 2 van de verordening een verjaringstermijn van drie jaar ingesteld bij het<br />
verstrijken waarvan de oorspronkelijke vereffening van de rechten als definitief moet<br />
worden beschouwd. Op deze regel kan evenwel geen beroep worden gedaan wanneer de<br />
onjuiste of onvolledige heffing voortvloeit uit een "strafrechtelijk vervolgbare handeling"<br />
van de belastingschuldige. In zulk geval geschiedt de navordering "overeenkomstig de op<br />
dit gebied in de Lid-Staten geldende bepalingen" (zie het hiervoor aangehaalde artikel 3<br />
van de verordening) - met andere woorden komt de (bij hypothese langere)<br />
verjaringstermijn die in het nationale recht ten aanzien van de betrokken handeling is<br />
voorzien, in de plaats van de gemeenrechtelijke (of beter: gemeenschapsrechtelijke)<br />
termijn van drie jaar. […] 7. Het is precies met het oog op een eenvormige toepassing en<br />
interpretatie van artikel 3, dat de Commissie voorstelt de uitdrukking "strafrechtelijk<br />
vervolgbare handeling" derwijze te interpreteren dat de - bij hypothese langere -<br />
verjaringstermijn van het nationale recht toepassing vindt telkens wanneer 7 de<br />
belastingschuldige te kwader trouw is geweest, dat wil zeggen telkens wanneer de<br />
onjuiste of onvolledige heffing te wijten is aan zijn schuldige nalatigheid, of zelfs: telkens<br />
wanneer de belastingschuldige had moeten beseffen dat zijn gedrag wederrechtelijk was<br />
en/of aanleiding gaf tot een onvoldoende inning van douanerechten […].”<br />
Enige voorwaardelijkheid of beperkende interpretatie van artikel 3 EG-Verordening nr.<br />
1697/79 lijkt dus geenszins te beantwoorden aan de ratio legis van de Europese wetgever.<br />
11. In deze context kan tevens verwezen worden naar de arresten 8 van Uw Hof van 8<br />
november 2005 (P.05.00698.N) en 5 juni 2007 (P.06.1404.N), waarbij telkenmale beslist<br />
werd dat de driejaarlijkse navorderingstermijn niet van toepassing is telkens wanneer een<br />
strafrechtelijk vervolgbaar feit aan de basis lag van het ontstaan van de douaneschuld,<br />
zodat ook na het verstrijken van deze termijn nog rechtsgeldige mededeling en<br />
7 Eigen cursivering.<br />
8 In de geciteerde rechtspraak gaat het om de draagwijdte van zowel het eerdere artikel 221.3 in fine<br />
CDW als het vigerende artikel 221.4 CDW (wijziging door artikel 17 EG-Verordening nr. 2700/00<br />
van 16 november 2000). Deze bepalingen hernemen evenwel quasi letterlijk de bepaling die reeds<br />
vervat was in artikel 3 EG-Verordening nr. 1697/79. Mutatis mutandis wordt derhalve ook de vroegere<br />
wetsbepaling beoordeeld.