27.09.2013 Views

Moortje van Bredero - Dalton Voorburg

Moortje van Bredero - Dalton Voorburg

Moortje van Bredero - Dalton Voorburg

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

53<br />

(haar) minne voor niet bondigher en houwt<br />

Als die Straat-hoeren die haar Lichaam aller uuren,<br />

Aan d'een en d'ander guyt verkoopen en verhuuren: (vzn. 430-432)<br />

terwijl Thaïs collegiaal spreekt <strong>van</strong> ‘la nature des autres femmes de mon mestier’<br />

(B., 61 v o ). Chremes, in III, 3 voor de deur <strong>van</strong> Thaïs staande, duidt haar in zijn<br />

monoloog steeds aan als ‘elle’; het staat hem niet aan dat iemand zou kunnen<br />

vragen: ‘Qu'auois-tu affaire auec elle?’ (B., 77 v o ). Inzake Frederyck daarentegen<br />

zullen de vrome lieden<br />

stracx vraghen, en vermoen<br />

Wat dat Frederijck heeft met dese hoer te doen? (vs. 1394-1395)<br />

Je weet, zegt Cherea tegen Antipho, ‘combien elegant & ioly regardeur ie suis des<br />

belles faches pour en faire iugement?’ (B., 80 r o -v o ); Writsart noemt zich ‘vry wat<br />

nauw geset en kies op Snollen’ (vs. 1609).<br />

Pythias heeft Parmeno wijsgemaakt dat binnenshuis Cherea wordt gecastreerd<br />

en dat hij als uitdenker dus maar niet binnen moet gaan, ‘de peur que tu ne luy<br />

proufites de rien, & neantmoins tu perisses auec luy’ (B., 100 v o ). In de vzn.<br />

2861-2864 kan men lezen wat Angeniet Koenraat voorspelt ...<br />

In vs. 1638 wordt uitgesproken wat bij Bourlier verzwegen of eufemistisch<br />

omschreven wordt. De hartewens <strong>van</strong> Cherea, die door het plan <strong>van</strong> Parmeno<br />

vervuld kon worden, was ‘que ie veisse, que i'ouisse, que ie fusse, ô Antipho<br />

ensemblement auec elle que ie desirois’ (B., 80 v o ; bij Terentius, Eun., 574: viderem,<br />

audirem, essem una quacum cupiebam); Writsart zegt precies waar het - hem<br />

althans - om te doen is:<br />

Om dat ick alle daagh<br />

Haar spreken sou en sien, en doen voorts mijnen wille<br />

Met dese schoone Maacht. (vzn. 1637-1639)<br />

Zo brutaal mogelijk is de toevoeging in vs. 1252, waar het Frans niet meer heeft<br />

dan: ‘il commença se iouer à elle, & se moquer de moy’ (B., 73 v o ). Het onvergetelijke<br />

antwoord <strong>van</strong> Angeniet op de onschuldige vraag <strong>van</strong> Ritsart: ‘wat isser gaans?’ (vs.<br />

1818) is in de plaats gekomen <strong>van</strong> het waardig-verontwaardigde: ‘Oh Phedria n'auez<br />

vous honte me demander que ie cerche! allez-<br />

G.A. <strong>Bredero</strong>, <strong>Moortje</strong>

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!