27.09.2013 Views

Moortje van Bredero - Dalton Voorburg

Moortje van Bredero - Dalton Voorburg

Moortje van Bredero - Dalton Voorburg

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

67<br />

voorgeplaatste uitbreidende epitheta in ‘myn danckbaar hart’, ‘'t nijdighe gheluck’,<br />

‘myn verwonnen siel’ in zijn voorafgaande klaus stijgen we boven de sfeer <strong>van</strong> het<br />

kluchtspel uit. Ook als men aanneemt dat <strong>Bredero</strong> met zo'n hyperbolische declaratie<br />

de gevolgen <strong>van</strong> Frederyck's onmatig drankgebruik - zoals in de voorafgaande<br />

scène - heeft willen demonstreren, zal men het gebezigde stijlmiddel effectief vinden.<br />

Iets dergelijks geldt voor het eerste opkomen <strong>van</strong> Writsart. Zijn jonge kennersoog<br />

is als nog nooit tevoren getroffen door de aanblik <strong>van</strong> Katryntje; hij is wanhopig<br />

doordat hij niet weet waar ze gebleven is. Zijn monoloog wordt een apostrophe 1 tot<br />

het ‘wtghenomen beeldt’ (vs. 900), waar in drie achtereenvolgende verzen viermaal<br />

het woord ‘schoonheyt’ voorkomt, plus de genitief ‘alder schoonheyts Siel’ en de<br />

allitteratie ‘wentelt, weldt en woelt’. Studenten, die op een letterkunde-tentamen de<br />

vzn. 896-904 buiten het verband voorgelegd krijgen, blijken - heel begrijpelijk -<br />

geneigd het voor een fragment uit Hoofts hoofse en neoplatonische Granida aan te<br />

zien. (Men houde inmiddels spot met de Bacchus-dronkenschap <strong>van</strong> Frederyck en<br />

de Venus-dronkenschap <strong>van</strong> Writsart niet voor spot <strong>van</strong> <strong>Bredero</strong> met het<br />

meesterschap <strong>van</strong> Hooft!)<br />

Voorbeelden <strong>van</strong> ‘litteraire’ stijl die in strijd schijnen met het beginsel dat <strong>Bredero</strong><br />

meermalen verkondigd heeft, namelijk ‘dat Dienstknechts en Maartens anders<br />

spreecken als de Edele Heeren en groote Joffrouwen’ 2 , zijn er zeer zeker te vinden.<br />

Het dienstmeisje Angeniet heeft gezocht naar een ‘vondt’ om huize Moy-aal te<br />

wreken op Koenraat, en vraagt zich af: ‘Wat inval quam sich strax verbeelden in<br />

myn sinnen So ernstachtich?’ (vzn. 2577-2578). (Het Frans heeft hier ‘venir en<br />

l'entendement’, Bourlier fol. 98 r o .) Als Koenraat het huis wil binnengaan waar zijn<br />

jonge meester - volgens Angeniet - gecastreerd wordt, waarschuwt ze hem voor<br />

het gevaar dat ook hem dreigt met de pronkzin: ‘U yver is te heet, te wulleps en te<br />

blint’ (vs. 2860).<br />

Te verwachten is de verheven welsprekendheid in de prozabetogen <strong>van</strong> het<br />

voorwerk, bestemd voor een hooggeplaatste mecenas en voor classici. Vooral de<br />

Opdracht bevat lange, ingewikkelde zinnen, die men ‘perioden’ zou kunnen noemen;<br />

voorts predicatieve onvoltooide deelwoorden: ‘vele ghevende’,<br />

1 Voor deze term raadplege men H. Lausberg, Handbuch der literarischen Rhetorik, I (München<br />

1960), § 762 en § 763 (blz. 377-379).<br />

2 ‘Voor-reden aande liefhebbers der Nederlandtsche Rijm-kunst’ in Rodd'rick ende Alphonsus,<br />

ed. Kruyskamp, blz. 75.<br />

G.A. <strong>Bredero</strong>, <strong>Moortje</strong>

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!