27.09.2013 Views

Moortje van Bredero - Dalton Voorburg

Moortje van Bredero - Dalton Voorburg

Moortje van Bredero - Dalton Voorburg

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

56<br />

oude meester al zo lang geloerd heeft op een gelegenheid om iets te ondernemen<br />

tegen zijn buurdames: ‘long tems y a nostre viellart cerchoit quelque occasion, pour<br />

faire quelque chose de notable: il l'a maintenant trouuée’ (B., 102 r o -v o ). Misschien<br />

ontging hem de zin doordat Antesignanus uit insigne aliquid faceret eis (Ter., Eun.<br />

1001) het laatste woordje (‘hun’) niet had vertaald, maar Van Ghistele was toch<br />

duidelijk genoeg:<br />

Want theeft lange geweest mijns meesters motijf<br />

En hi heuet so dickwils voor hem ghenomen/<br />

Dat hi dees hoeren (mocht eens te passe comen)<br />

Soe heerlijck/ en soe stoutelijck sou wt rechten. (G iij r o )<br />

Onze conclusie mag toch wel zijn dat <strong>Bredero</strong> de Eunuchus <strong>van</strong> Terentius in wezen<br />

onverkort heeft opgenomen in zijn <strong>Moortje</strong>.<br />

De laatstgenoemde kleinigheden brengen ons tot de vraag of <strong>Bredero</strong>, of misschien<br />

zijn Franse tolk, vertaalfouten heeft gemaakt. Wie dit wil controleren met een<br />

hedendaagse editie <strong>van</strong> Terentius in de hand, dient er rekening mee te houden dat<br />

klassieke teksten een bewogen geschiedenis hebben. We zien dat bijvoorbeeld bij<br />

de toekenning <strong>van</strong> klauzen of gedeelten daar<strong>van</strong> aan verschillende personages.<br />

Een geval is misschien aangeduid op blz. 17. Zo is vs. 102, het slot <strong>van</strong> een klaus<br />

<strong>van</strong> Ritsart, de weergave <strong>van</strong> een gezegde niet <strong>van</strong> Phedria maar <strong>van</strong> Parmeno,<br />

dat, samen met enige ironische woorden <strong>van</strong> Phedria, de stof levert voor drie verzen<br />

<strong>van</strong> Ritsart. Even verder, in vs. 143, vraagt Koenraat verbaasd of er gezegd is dat<br />

het geroofde meisje uit Den Haag kwam. Tussen zijn spottende en vijandige<br />

interrupties misstaat die belangstelling een beetje, <strong>van</strong>daar dat men de vraag<br />

Civemne (Ter., Eun. 110) tegenwoordig liever toekent aan Phaedria dan aan<br />

Parmeno. Net andersom wordt de verzuchting O infortunatum senem (Eun., 298)<br />

op naam <strong>van</strong> Parmeno gezet en niet meer op die <strong>van</strong> de jongste broer, Chaerea.<br />

Had Antesignanus dat ook gedaan, dan zou ‘O le mal-heureux viellart’ (B., 67 r o )<br />

niet zijn vertaald als ‘O dien oude draf-sack!’ (vs. 906), slaande op de ‘oudt Oom’,<br />

maar door een uiting <strong>van</strong> medegevoel met de vader <strong>van</strong> twee zo minzieke zoons.<br />

<strong>Bredero</strong> heeft hier via Bourlier Antesignanus gevolgd en niet Van Ghistele, die de<br />

plaats opvat zoals het nu ook gedaan wordt. (B vj r o )<br />

De heftige uitval tegen Writsart (vzn. 2470-2473) is een klaus <strong>van</strong> Moy-aal, maar<br />

past beter in de mond <strong>van</strong> de razende Angeniet; moderne edities geven hem<br />

G.A. <strong>Bredero</strong>, <strong>Moortje</strong>

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!