21.09.2013 Views

Op steenworp afstand - Oapen

Op steenworp afstand - Oapen

Op steenworp afstand - Oapen

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

lijk te zijn van het buitenland (Duitsland was de grootste leverancier). Eind 19 de eeuw<br />

ontstond over de ontginning van mijnen in Limburg een politieke discussie, die gekoppeld<br />

was aan de ‘Loi des mines’ van 1810. Dit was een napoleontische wet die na<br />

de Franse tijd onder koning Willem I was gehandhaafd, waarbij concessies konden<br />

worden verleend voor het delven van steenkolen. Deze wet bleek echter in de praktijk<br />

niet goed te werken en had slechts een enkele particuliere mijn opgeleverd (Domaniale),<br />

die bovendien slechts geschikt was voor levering aan de directe omgeving.<br />

De concurrentie uit het buitenland van goedkope steenkool (vooral uit de mijnen<br />

van Westfalen en het Roergebied die in Nederland door de Steenkolen Handelsvereniging<br />

(shv) werden vertegenwoordigd) was wellicht ook te groot om in Limburg<br />

met een lucratief particulier mijnbedrijf te beginnen. Tegelijkertijd deden zich bij tijd<br />

en wijle steenkolencrises voor, en was Nederland wel erg afhankelijk van de shv en<br />

soortgelijke bedrijven, zoals duidelijk werd rond 1900 toen er een groot tekort ontstond<br />

aan deze grondstof (voor verwarming, industrie, en (stoom)vervoer).<br />

De minister van Waterstaat, Nijverheid en Handel, ir. C. Lely (die in het volgende<br />

hoofdstuk uitvoerig ter sprake komt bij de Zuiderzeeraad van 1919 stelde daarom in<br />

1899 een onderzoek in naar de werking van de Mijnwet (Loi des mines) van 1810. Dat<br />

onderzoek moest worden uitgevoerd door een commissie van externe deskundigen,<br />

de Mijncommissie. De vraag voor de Mijncommissie was na te gaan of er concessionarissen<br />

waren die uit onwil of onmacht in gebreke bleven, of die dan door anderen<br />

vervangen moesten worden en of tot die anderen ook de staat zou kunnen of moeten<br />

behoren. De commissie begon met een uitgebreid internationaal vergelijkend onderzoek<br />

en bezocht het buitenland en met name Duitsland. Al het werk leidde tot lijvige<br />

rapporten, waarin onder meer geconcludeerd werd dat de staat een taak te vervullen<br />

had bij de winning van steenkolen. Dit leidde uiteindelijk tot de Mijnwet van 1903 in<br />

aanvulling op de wet van 1810, en het voerde tot het eerste Nederlandse staatsbedrijf,<br />

dat der Staatsmijnen (dsm). De staat ging zelf mijnbouw in eigen land garanderen en<br />

ging vanaf begin 19 de eeuw nu zelf mijnen ontginnen en exploiteren.<br />

De Mijnraad van 1906 was de rechtstreekse opvolger van deze Mijncommissie, met<br />

als taak om de regering te adviseren over de opsporing en winning van grondstoffen.<br />

In 1967 – na het besluit van 1966 om de mijnen te sluiten en ontdekking van gasvoorraden<br />

begin jaren zestig – is een nieuwe regeling gemaakt voor de Mijnraad en is hij<br />

opnieuw ingesteld.<br />

35 ja ar wrr<br />

43

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!