21.09.2013 Views

Op steenworp afstand - Oapen

Op steenworp afstand - Oapen

Op steenworp afstand - Oapen

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

De Bevredigingscommissie slaagde er in 1916 in de impasse te doorbreken met een<br />

voorstel tot gelijkberechtiging, onder gelijktijdige handhaving van de deugdelijkheid<br />

van het onderwijs. Dat laatste moest door de allang bestaande Onderwijsinspectie<br />

worden gecontroleerd. In samenhang met de nieuwe onderwijsparagraaf in de<br />

Grondwet werd bovendien het kiesrecht geregeld en werd een algemeen kiesrecht<br />

voor mannen (en in 1919 ook voor vrouwen) ingevoerd, het strijdpunt waar liberalen<br />

en socialisten voor streden.<br />

De Bevredigingscommissie had echter slechts het fundament gelegd. Veel zaken<br />

moesten nog worden uitgewerkt en veel nieuwe regelingen waren nodig. Hierom<br />

beval zij de regering aan om een “hoogstaand, geheel onafhankelijk college” in te<br />

stellen, “samengesteld uit mannen met liefde voor en kennis van het onderwijs”<br />

(Van der Ham 1994: 21). De belangrijkste opdracht zou worden het vormgeven van<br />

de pacificatie: de uitwerking van de financiële gelijkstelling in een nieuwe Lager<br />

Onderwijswet én de aanpassing van het (secundaire) onderwijs aan de eisen van de<br />

tijd. De wettelijke taak die de Onderwijsraad bij zijn instelling kreeg was algemener<br />

geformuleerd: het gevraagd en ongevraagd adviseren van de minister van Onderwijs<br />

over het gehele onderwijsterrein. Bij de installatie sprak de minister van een raad van<br />

25 wijzen, “wier gezag niemand betwistte en die waren uitverkoren om zitting te nemen<br />

in de raad, tezamen vertegenwoordigend alle belangrijke politieke stromingen<br />

en kerkelijke gezindten, slechts dienend het belang en de zaak van het onderwijs”<br />

(Van der Ham 1994: 14).<br />

In het parlementaire debat over het Ontwerp van Wet op de Onderwijsraad waren<br />

er vragen gerezen over de noodzaak tot oprichting van de raad, nu er ook al een departement<br />

voor Onderwijs was ingesteld. Was dat niet dubbel op? Minister Visser<br />

antwoordde dat het departement vooral de technische kennis had en dat de inspectie<br />

lette op de uitvoering van de wet, maar dat het hier ging om de “aanpassing van het<br />

onderwijs als geheel aan de eisen van de tijd” en om “het trekken van de grote lijnen,<br />

waarlangs de onderwijswetgeving zich moet bewegen” en om “nauwlettend te schiften<br />

van wat wellicht schoon schijnt, maar niet echt is” (Van der Ham 1994: 26). De<br />

minister zag de instelling van het college slechts als eerste stap om tot hervorming van<br />

het onderwijs in zijn verschillende geledingen te kunnen geraken (Van der Ham 1994:<br />

26). In antwoord op klachten over de vage taak van de Onderwijsraad antwoordde de<br />

minister dat de raad zich moet buigen over het onopgeloste probleem van de ineenschakeling<br />

van de verschillende takken van onderwijs. Daarnaast moest de raad nader<br />

vormgeven van wat in de Bevredigingscommissie tot stand was gebracht en zo nodig<br />

geschillen beslechten tussen Onderwijsinspectie en het ‘bevoegd gezag’ (dat is het<br />

bestuur van een school) ten aanzien van de deugdelijkheid van scholen.<br />

35 ja ar wrr<br />

61

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!