26.09.2013 Views

Download deel 2 - Textualscholarship.nl

Download deel 2 - Textualscholarship.nl

Download deel 2 - Textualscholarship.nl

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

41<br />

Tevredenheid over nieuwe kennis betekent voor Huygens ook geen afscheid van<br />

de klassieke wijsheid. Wanneer het boek der natuur voor het eerst aan de orde komt<br />

(r. 1S99), staan er twee citaten bij uit Epictetus en Seneca waarin gezegd wordt dat de<br />

mens Gods werken moet bekijken én interpreteren, en dat de wijze de hele wereld<br />

moet beschouwen; het universum is de republiek waarin hij thuishoort. Aan het slot<br />

van het stuk (r. 1677) citeert Huygens Philo van Alexandrië, die zegt dat kennis grens<br />

noch einde heeft.<br />

Tenslotte zet de dichter dit hele stuk opnieuw in het kader van willen luisteren<br />

naar elkaar, het is een `strijd van vreedsaemheid,/ Daer ijeder op sijn' beurt sijn' stille<br />

meening leidt' (r. 1683-84). De verteller is geen bijbel- of natuuronderzoeker, maar een<br />

beschaafde landheer die met vrienden vredig langs de boomgaard wandelt en praat<br />

over wat hen raakt:<br />

Dit zijn de besigheden<br />

Daer in wij Ziel en Lijf vermaken en vertreden: (r. i68i-82)<br />

De gedachte aan het paradijs is zelden ver weg in een tuingedicht (Van Veen 198 5 s.v.<br />

`hof van Eden', Comito 1978, p. xi). Huygens, die als calvinist beseft dat het paradijs<br />

op aarde nooit te vinden is, situeert haaks op deze conventie de hof van Eden net<br />

buiten zijn landgoed. Vanuit een van zijn tuinhuisjes luistert de verteller de dialoog<br />

in dialect tussen Kees en Trijn af. Trijn is een rijke boerendochter, maar Kees zegt: "K<br />

hebb mé kleij an me gat' (r. 177 5). Het gaat mij, zegt hij (in petrarcistisch idioom) om<br />

`You kaeckjes as en roos, jouw ooghjes as en gett [git]' (r. 1783). Ze vinden elkaar in<br />

hun verontwaardiging over de oneerlijke Haagse gewoonten. Als vaker in het gedicht<br />

verwerkt de dichter hier het thema `verwerping van de stad'. De verteller concludeert:<br />

`Mij docht Kees Adam was, en Trijn mocht Eva welen, En 't Paradijs hier naent' (r.<br />

1849-50. Hieraan verbindt hij een uitvoerige beschouwing over de juiste manier van<br />

hofmakers, de goede huwelijkskeuze en de rol van de ouders daarin, waarbij niet alleen<br />

land en stad tegenover elkaar worden gezet, maar ook het eigen handelen van de verteller<br />

weer als voorbeeldig wordt opgevoerd (r. I85I-1952). Ook dit onderwerp past in<br />

een hofdicht waarin, anders dan in de pastorale, het huwelijk tot de bezongen waarden<br />

behoort (Van Veen 196o, p. izo).<br />

Enkele uitweidingen tenslotte vinden wel hun aa<strong>nl</strong>eiding in iets wat op Hofwijck<br />

te zien is, maar vallen buiten het kader van de buite<strong>nl</strong>eventhematiek. Zo is de uitkijktoren<br />

op de berg uitgangspunt voor verschillende overwegingen en lessen over zien en<br />

gezien worden (r. 815-876). Wanneer de verteller in een bootje zit brengt de weerspiegeling<br />

van het huis en de rozen in het water van de vijver hem tot een mooie beschouwing<br />

over schijn en wezen en de vergankelijkheid van alles (r. 2701-274o).

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!