26.09.2013 Views

Download deel 2 - Textualscholarship.nl

Download deel 2 - Textualscholarship.nl

Download deel 2 - Textualscholarship.nl

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Drempeldichters stellen gewoo<strong>nl</strong>ijk de hofdichter over wie zij het hebben, naast het<br />

beroemde drietal. Zo roept Pieter Schim in een drempeldicht bij de hofdichten van<br />

zijn zoon Hendrik de 'Hofgezinde Kunstgenooten' op om deze hoven te bezingen,<br />

dan zullen Hofwijck, Ockenburgh en Sorgh-vliet `de vlag schier stryken' (Schim 1737,<br />

[xxx]zr).<br />

Latere hofdichters verwijzen zelf ook vaak naar het drietal bekende dichters dat<br />

in de korte spanne tijds van 1653 tot 1655 de ontwikkeling van een nieuw genre voor<br />

een belangrijk <strong>deel</strong> bepaald heeft. Drempeldichters en hofdichters samen hebben<br />

Hofwijck vierentwintig keer vermeld, Ockenburgh eenentwintig keer en Ouderdom<br />

en Buyten-leven vijftien maal. Nog in 1765 noemt Laurens van Santen in zijn 'Elegia<br />

de vita rustics' waarin hij een groot aantal liefhebbers van het buite<strong>nl</strong>even opsomt, de<br />

drie dichters:<br />

Catzius hic curas, vitatque Hugenius aulam73<br />

Enige regels later vermeldt hij ook de heer van Ockenburgh. Wel is dit de laatste keer<br />

dat in de tweede helft van de achttiende eeuw naar alle drie de dichters verwezen<br />

wordt. Wanneer Bartholomeus Ruloffs in Vredestein, hofzang (í78o) een tiental voorgangers<br />

noemt, is Huygens nog de enige zeventiende-eeuwer die in zijn rijtje voorkomt<br />

(Ruloffs 178o, p. 7).<br />

Huygens heeft in de titel van Hofwijck alleen het gelocaliseerde buitengoed en zijn<br />

bewoner genoemd. Deze titelkeuze heeft navolging gevonden, waardoor we een zekere<br />

genrevorming zien beginnen. Voortaan noemen de meeste auteurs een gedicht waarin<br />

een buitenplaats centraal staat, eenvoudig bij de naam van het buiten, waarbij meestal<br />

ook nog de naam van de bezitter genoemd wordt. Zo doen bijvoorbeeld Westerbaen<br />

(Ockenburgh 16S4), Van Someren (Groepesteyn 166o), Jan Vos (Kommerrust 1663),<br />

Meyster (Nimmer-dor berymt 1667) en Aastoni Jansen, met verschillende gedichten<br />

die de titel dragen `Op de hofstede van' of varianten daarvan (Van Veen 1985, p. 47'<br />

48). Ook wanneer Wellekens en Vlaming de genrebenaming `hoefgezang' geïntroduceerd<br />

hebben (1710), blijft een aantal hofdichters alleen de naam van het buitengoed<br />

voor hun gedicht gebruiken, zoals bijvoorbeeld Frans Ryk (Westermeer i7ai) en<br />

Daniël Willink De Lustplaats Groot Heerema (1734).<br />

Van Strien heeft laten zien dat Huygens na zijn dood in het algemeen een bewonderd<br />

dichter is gebleven, maar dat zijn werk in de achttiende eeuw wel meer kritiek<br />

dan vroeger ondervindt (Van Strien 199o, p. 71-76). Hofwijck is echter de hele achttiende<br />

eeuw door voor de hofdichters als onbetwiste standaard blijven gelden.<br />

6 PLAATS EN FUNCTIE VAN HOFWIJCK<br />

SZ<br />

In de i<strong>nl</strong>eiding heb ik gezegd dat Hofwijck ingebed ligt in de Westeuropese buite<strong>nl</strong>eve<strong>nl</strong>iteratuur.<br />

De daaropvolgende paragraaf over Huygens' bibliotheek maakt duide-<br />

73 Van Santenca. r 7 68^ p. 35. In vertaling: al g Cats vliedt hier de zorg, $^ Huygens Yg ontwijkt 1 hier het hof.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!