07.08.2013 Views

Het beleid inzake unieke regionale talen

Het beleid inzake unieke regionale talen

Het beleid inzake unieke regionale talen

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

36<br />

37<br />

38<br />

<strong>Het</strong> <strong>beleid</strong> <strong>inzake</strong> <strong>unieke</strong> <strong>regionale</strong> <strong>talen</strong><br />

Feitelijk begon de bemoeienis van de Gemeenschap op het terrein van het<br />

onderwijs in de jaren tachtig met het mogelijk maken van<br />

samenwerkingsprogramma’s tussen universiteiten en opleidingsinstituten.<br />

Zo begon in 1987 het op de studenten van het hoger en het universitair<br />

onderwijs gerichte Erasmus-programma ter bevordering van <strong>talen</strong>kennis en<br />

mobiliteit, met 3.000 deelnemende studenten. Dat aantal zou zeven jaar later<br />

reeds 170.000 bedragen. 36<br />

Mourik (1989:51) wijst erop dat de universiteiten van landen met ‘grote’ <strong>talen</strong> meer van het<br />

Erasmus-programma profiteren, dan de universiteiten waar een taal met een beperkte<br />

geografische spreiding de wetenschappelijke voertaal is.<br />

In het Verdrag van Maastricht heeft de Europese Commissie culturele bevoegdheden<br />

verkregen, die haar nooit gegeven hadden mogen worden, zo is de opvatting van Mourik<br />

(1992:36), die culturele autonomie voor de lidstaten voorstaat. Overigens is er niet alleen op<br />

het terrein van de cultuur sprake van weerstanden tegen een uitbreiding van Europese<br />

bevoegdheden. Een groot deel van de volksgezondheidssector in Europa zou bijvoorbeeld<br />

weinig voor een uitbreiding van de Europese bevoegdheden op dat terrein voelen (McKee,<br />

Mossialos, Belcher, 1996:268).<br />

Van een beperkte uitleg is overigens geen sprake. Hoe snel de Unie aan zet is, blijkt onder<br />

anderen uit de overwegingen tot het Meerjarenprogramma ter bevordering van de taalverscheidenheid<br />

in de Gemeenschap in de informatiemaatschappij (4-1-1996): “overwegende<br />

dat taal<strong>beleid</strong> een aangelegenheid is die tot de bevoegdheid behoort van de lidstaten, die<br />

152<br />

De artikelen 128.1, 128.2 en 128.4 betreffende de cultuur luiden:<br />

“De Gemeenschap draagt bij tot de ontplooiing van de culturen van de Lid-<br />

Staten onder eerbiediging van de nationale en <strong>regionale</strong> verscheidenheid van die<br />

culturen, maar tegelijk ook de nadruk leggend op het gemeenschappelijk cultureel<br />

erfgoed.<br />

<strong>Het</strong> optreden van de Gemeenschap is erop gericht de samenwerking tussen de<br />

Lid-Staten aan te moedigen en zo nodig hun activiteiten op de volgende gebieden<br />

te ondersteunen en aan te vullen:<br />

- verbetering van de kennis en verbreiding van de cultuur en de geschiedenis van<br />

de Europese volkeren,<br />

- instandhouding en bescherming van het cultureel erfgoed van Europees belang,<br />

- culturele uitwisseling op niet-commerciële basis,<br />

- scheppend werk op artistiek en literair gebied, mede in de audiovisuele sector.<br />

De Gemeenschap houdt bij haar optreden uit hoofde van andere bepalingen van<br />

dit Verdrag rekening met de culturele aspecten.” (Europocket, 1992:217). 37<br />

De nadruk op zowel de nationale en <strong>regionale</strong> verscheidenheid als het<br />

gemeenschappelijk cultureel erfgoed betekent dat een zekere spanning in de<br />

aan de Gemeenschap gegeven opdracht valt te constateren. Een beperkte<br />

uitleg van de beide artikelen betekent dat het initiatief tot actie van de zijde<br />

38<br />

van de Europese Unie altijd bij één der lidstaten zou moeten liggen. Een

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!