07.08.2013 Views

Het beleid inzake unieke regionale talen

Het beleid inzake unieke regionale talen

Het beleid inzake unieke regionale talen

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

50<br />

51<br />

<strong>Het</strong> Sorbisch in Duitsland<br />

Domowina-uitgeverij en uiteraard het mogelijk maken van Sorbischtalige<br />

scholen. <strong>Het</strong> cultuur<strong>beleid</strong> van de DDR “ist ohne Einschränkungen als<br />

großzügig zu bewerten” (Pastor, 1997:43).<br />

Kasper (1990:17) stelt nog voor het verdwijnen van de DDR vast: “Es<br />

steht außer Zweifel: In der DDR hat die Sorbische Kultur einen bisher nicht<br />

erreichten Aufschwung erlebt.” Tegelijk leidt de omvang van de voor het<br />

Sorbisch beschikbare gelden tot de wijdverbreide mening dat de Sorben een<br />

door de staat vertroetelde showminderheid vormen: “die Sorben seien eine<br />

vom Staat verhätschelte Vorzeigeminderheit” (Pastor, 1997:43).<br />

Marti (1992:20) maakt in zijn oordeel over het door de DDR gevoerde <strong>beleid</strong><br />

onderscheid tussen de kwantitatieve en de kwalitatieve resultaten. In het<br />

eerste geval constateert hij een niet keren van het teruglopen van taal, taal-<br />

50<br />

gebied en volksgroep ten opzichte van het Duits. Als het om de<br />

kwalitatieve kant van het door de DDR gevoerde <strong>beleid</strong> gaat is zijn oordeel<br />

echter positiever: “Die Sprache wurde organisatorisch und insbesondere<br />

schulisch verankert, der Platz der sorbischen Volksgruppe in der<br />

Öffentlichkeit rechtlich abgesichert und ihre Präsenz sichtbar gemacht;<br />

Sprache, Geschichte und Kultur sind besser erforscht und in höherem Maße<br />

zugänglich (insbesondere die sorbische Literatur).” Bovendien denkt Marti<br />

(1992:31) dat de kwantitatieve teruggang van het Sorbisch in hetzelfde<br />

tijdvak in een democratische staat en onder kapitalistische omstandigheden<br />

niet geringer zou zijn geweest. De kwalitatieve omstandigheden zouden<br />

daarentegen wel minder zijn geweest. Marti vraagt zich in dat verband af<br />

welke in omvang vergelijkbare Europese taalminderheid over een gelijke<br />

institutionele infrastructuur, verankering in het onderwijs en rijkdom aan<br />

publicaties in de eigen taal beschikt. 51<br />

Elle (1995:60) wijst in dit kader op de erkenning van het Sorbisch, evenals<br />

de in vergelijking met vele West-Europese <strong>regionale</strong> taalgroepen door de<br />

DDR geboden grotere ontplooiingsmogelijkheden voor met name het<br />

Obersorbisch. Ook hij stelt echter vast dat de assimilatieve druk van het<br />

In de DDR-tijd werden geen taalsociologische onderzoeken toegestaan, zodat de feitelijke<br />

Sorbische stand van zaken niet in kaart gebracht werd (Elle, 1992:1; Marti, 1990:71).<br />

De (financiële) vertroeteling geldt in vergelijking met sommige andere taalminderheden ook<br />

na de Duitse eenwording. Van der Plank (1994:8) schrijft bijvoorbeeld over: “Jild foar<br />

minderheid Sorben, folle net genôch.” In vergelijking met de Friezen: Noord-, Sater- en<br />

Westerlauwerse Friezen, is de overheidssteun voor de Sorbische taal en cultuur ook opmerkelijk<br />

te noemen. Hemminga (1998:42) berekent dat het Sorbisch met een bedrag van 1842<br />

Mark per iedere Sorbischtalige wordt gesubsidieerd. Voor het Westerlauwerse Fries gaat het<br />

om een bedrag van 33 gulden, voor het Noordfries om een bedrag van 97 Mark en het<br />

Saterfries moet zich zonder enige financiële steun van overheidszijde zien te redden.<br />

321

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!