07.08.2013 Views

Het beleid inzake unieke regionale talen

Het beleid inzake unieke regionale talen

Het beleid inzake unieke regionale talen

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

18<br />

19<br />

70<br />

<strong>Het</strong> <strong>beleid</strong> <strong>inzake</strong> <strong>unieke</strong> <strong>regionale</strong> <strong>talen</strong><br />

Tenslotte onderscheidt het rondenmodel actoren, zogenaamde facilitators,<br />

die zelf geen doelen nastreven, maar door de inbreng van specifieke kennis<br />

een bijdrage aan de besluitvorming leveren.<br />

In de door Sabatier en Jenkins-Smith (1993:5) ontwikkelde pleitcoalitiebenadering<br />

wordt een onderscheid gemaakt tussen actoren in de eerste lijn en<br />

18<br />

in de tweede lijn van het <strong>beleid</strong>svormingsproces. De eerste categorie<br />

bestaat uit de direct betrokken <strong>beleid</strong>svoerders. Bij de tweede categorie<br />

moet gedacht worden aan journalisten, onderzoekers en verdere<br />

opiniemakers. De direct betrokken <strong>beleid</strong>svoerders kunnen in het<br />

<strong>beleid</strong>svormingsproces <strong>inzake</strong> <strong>regionale</strong> <strong>talen</strong> worden onderscheiden in<br />

enerzijds vertegenwoordigers van de betrokken taalminderheid en anderzijds<br />

vertegenwoordigers van de dominante cultuur. De vertegenwoordigers van<br />

een taalminderheid beschikken per definitie over minder<br />

onderhandelingsmacht, dan de vertegenwoordigers van de dominante<br />

19 cultuur. De vertegenwoordigers van de minderheid zijn uit de aard der<br />

zaak deels afhankelijk van de door de meerderheid te nemen besluiten, of<br />

om met Berveling (1994:17) te spreken: het gaat om het verschil tussen<br />

actoren zonder stemmacht en actoren met stemmacht, in casu het verschil<br />

tussen belanghebbenden en beslissers. Maar dat wil niet zeggen dat de<br />

eersten slechts in afhankelijkheid de gebeurtenissen afwachten. Belanghebbenden<br />

hebben immers hun eigen bronnen. Zij voelen zich verbonden met<br />

de eigen zaak en zullen bereid zijn in de eigen doelen te investeren. Zij<br />

zullen anderen bij hun streven betrekken, de media inschakelen en zo nodig<br />

een beroep doen op hun achterban. Zij zullen coalities vormen met andere<br />

actoren en zij zullen aan hun aspiraties vasthouden. De laatste vormen een<br />

Sabatier en Jenkins-Smith noemen hun benadering ‘advocacy coalition approach’. In een in<br />

Beleid & Maatschappij, 1995, xxii, 3, 193-196, opgenomen recensie van hun Policy Change<br />

and Learning, Boulder, 1993, wordt opgemerkt dat <strong>beleid</strong>skundig Nederland binnenkort<br />

ongetwijfeld over de AC-approach of over het ACF zal spreken. In een Nederlandstalige<br />

studie is er echter niets op tegen om een Nederlandstalige omschrijving te hanteren, door te<br />

spreken over de pleitcoalitiebenadering.<br />

Onderhandelingsmacht wordt door North (1990:47) en Knight (1992:146) gehanteerd als het<br />

om de middelen gaat waarover actoren kunnen beschikken. Tot die middelen (resources) kunnen<br />

politieke steun, invloed, kapitaal, bijzondere kennis, opleiding, mate van professionalisering<br />

en toegang tot de publieke media, alsmede de positie van de actor worden gerekend<br />

(Immergut, 1992:7). De positie van de actor is van bijzonder belang, zoals onder meer blijkt<br />

uit het onderzoek van Van Goor (1988) naar verschillen in invloed tussen politieke en<br />

ambtelijke topposities in Nederlandse gemeenten. Ook het onderzoek van Berveling (1994)<br />

naar de verdeling van macht en invloed op twee Amsterdamse <strong>beleid</strong>sterreinen wijst op de<br />

relevantie van de positie welke de actor inneemt.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!