07.08.2013 Views

Het beleid inzake unieke regionale talen

Het beleid inzake unieke regionale talen

Het beleid inzake unieke regionale talen

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

42<br />

<strong>Het</strong> BIC-onderzoeksmodel<br />

42<br />

overigens vaak door een noodzakelijke ‘lange adem’ gekenmerkt. Dat<br />

geldt niet in de laatste plaats ook voor <strong>beleid</strong>svormingsprocessen op het<br />

terrein van de <strong>regionale</strong> <strong>talen</strong>, zoals in het geval van het Fries in Nederland<br />

wordt geïllustreerd door het totstandbrengen van een universitaire leerstoel<br />

b<br />

Fries taal (Feitsma, 1986 : 12-19), de realisatie van het Fries in het officiële<br />

verkeer (Van Rijn, Sieben, 1991:79-112; Van Dijk, 1982:15-68), het gebruik<br />

van het Fries in het onderwijs (Van Rijn, Sieben, 1991:113-136), de<br />

realisatie van <strong>regionale</strong> publieke Friese televisie (Hemminga, 1997:38-44)<br />

en de verschillende wetgeving met betrekking tot het Fries in Nederland<br />

(Hemminga, 1998:42-43). 43<br />

In theoretische zin vormt de doorgaande interactie of dubbelinteract de minimale<br />

basiseenheid voor onderzoek. Interactie behoeft niet tot twee actoren<br />

beperkt te zijn. Een beperken van de dubbelinteract tot twee actoren zou tot<br />

slechts circulaire processen met steeds meer van hetzelfde leiden, ware het<br />

niet zo dat een actor altijd in meerdere interactieprocessen is betrokken. In<br />

patronen van doorgaande interactie is elke actor voortdurend bij een<br />

veelvoud van sociale contexten betrokken. De daar opgedane ervaringen,<br />

ontwikkelde strategieën en interactieregels worden in het betrokken<br />

43<br />

overheid als daarbuiten plaatsvinden. <strong>Het</strong> effect van de mate en snelheid van personele<br />

mobiliteit en organisatieveranderingen op de duur van de <strong>beleid</strong>svorming is een nadere studie<br />

waard.<br />

Overigens geniet vooral de (lange) tijd die <strong>beleid</strong>svormingsprocessen nemen, belangstelling<br />

vanuit de Nederlandse <strong>beleid</strong>swetenschappelijke hoek, zoals blijkt uit proefschriften over<br />

respectievelijk het rijks<strong>beleid</strong> <strong>inzake</strong> industriële innovatie 1945-1984 (Van Dijk, 1986:7), de<br />

traagheid waarmee de kloof tussen praktijk en wetgeving gedicht wordt (Outshoorn, 1986:14),<br />

de traagheid waarmee de universitaire herstructurering in de periode 1963-1981 werd<br />

gerealiseerd (Foppen, 1989:17), het tussen 1960 en 1985 gevoerde <strong>beleid</strong> <strong>inzake</strong> de<br />

ziekenhuisbouw in Nederland (Baakman, 1990:11) en de lange duur van de <strong>beleid</strong>svorming<br />

bij de rijksoverheid (Koppenjan, 1993:9). Een dergelijke rij geeft aanleiding tot de conclusie<br />

dat het verrassender is wanneer een <strong>beleid</strong>svormingsproces kort duurt, dan wanneer een<br />

<strong>beleid</strong>svormingsproces lang duurt. Teisman (1995a:149) merkt in dit verband op: “Traagheid,<br />

inertie en de hoge kosten van het bereiken van consensus bepalen het beeld.”<br />

Dat een <strong>beleid</strong>svormingsproces lang duurt betekent niet dat de aandacht van de betrokken<br />

actoren in de loop van een dergelijk proces niet fluctueert. Perioden van bijzondere activiteit<br />

kunnen worden gevolgd door perioden waarin amper van besluitvorming sprake is, terwijl<br />

actoren elkaar kunnen afwisselen (Ten Heuvelhoff en De Bruijn, 1995:167-168).<br />

De aandacht van de Nederlandse bestuurskunde is niet exclusief op langdurende <strong>beleid</strong>sprocessen<br />

gericht. Zo heeft bijvoorbeeld Hupe (1992) het in de jaren 1981-1982 tot stand<br />

gekomen Werkgelegenheidsplan van minister Den Uyl geanalyseerd.<br />

Tjerkstra en Riemersma (1997:7) spreken over de verbeterde positie van het Fries als resultaat<br />

van “berette aksjes fan organisaasjes en yndividuen dy’t gjin lichten diene”, waarmee enerzijds<br />

het accent op de Friese pleitcoalitie wordt gelegd en anderzijds impliciet de duur van het<br />

proces wordt aangegeven. Even later spreken dezelfde auteurs over “al dy ynset fan oerheden,<br />

organisaasjes, skoallen en yndividuele minsken.”<br />

85

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!