12.07.2015 Views

Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer ... - Cepa

Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer ... - Cepa

Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer ... - Cepa

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

2.2.9.1.10.2.4 Chronische aquatische giftigheid is de intrinsieke eigenschap van een stof om schadelijke effecten teveroorzaken bij aquatische organismen, tijdens blootstellingen in <strong>het</strong> aquatisch milieu die bepaald wordenin functie van de levenscyclus van die organismen.Gevaar op lange termijn is, voor classificatiedoeleinden, <strong>het</strong> gevaar van een scheikundig product datvoortspruit uit zijn chronische giftigheid na een langdurige blootstelling in <strong>het</strong> aquatisch milieu.Er bestaan minder gegevens <strong>betreffende</strong> de chronische giftigheid dan <strong>betreffende</strong> de acute giftigheid en<strong>het</strong> geheel van de testmethodes is minder gestandaardiseerd. De gegevens die bekomen worden via deOESO testrichtlijn 210 (Fish Early Life Stage) of 211 (Daphnia Reproduction) en 201 (Algal GrowthInhibition) mogen aanvaard worden. Andere gevalideerde en internationaal geaccepteerde testen mogeneveneens gebruikt worden. De NOEC’s of andere evenwaardige EC x–waarden zijn te gebruiken.2.2.9.1.10.2.5 Bioaccumulatie is <strong>het</strong> netto resultaat van de absorptie, de transformatie en de eliminatie van een stof dooreen organisme via alle blootstellingswegen (via de atmosfeer, <strong>het</strong> water, de sedimenten/bodem en <strong>het</strong>voedsel).Het bioaccumulatiepotentieel wordt gewoonlijk bepaald met behulp van de octanol/waterverdelingscoëfficiënt, die over <strong>het</strong> algemeen onder de volgens OESO testrichtlijn 107 of 117 bepaaldelogaritmische vorm (log KOW) gegeven wordt. Deze methode geeft slechts een theoretische waarde,terwijl de proefondervindelijk bepaalde bioconcentratiefactor (BCF) een betere maatstaf oplevert en bijvoorkeur zal gebruikt worden wanneer hij beschikbaar is. De bioconcentratiefactor moet bepaald wordenvolgens OESO testrichtlijn 305.2.2.9.1.10.2.6 Afbreekbaarheid is de onteding van organische moleculen in kleinere moleculen en koolstofdioxide,water en zouten.De afbreekbaarheid in <strong>het</strong> milieu kan biologisch of niet biologisch zijn (bijvoorbeeld door hydrolyse) ende gebruikte criteria weerspiegelen dit punt. De gemakkelijke biologische afbreekbaarheid kan bepaaldworden door gebruik te maken van de biologische afbreekbaarheidstesten (A-F) van de OESOtestrichtlijn 301. Van de stoffen die de door deze testen vereiste niveaus van biologischeafbreekbaarheid bereiken mag aangenomen worden dat ze in staat zijn om snel af te breken in demeeste milieus. Deze testen worden uitgevoerd in zoet water ; dus moet ook rekening gehoudenworden met de resultaten van de OESO testrichtlijn 306 (die beter geschikt is voor <strong>het</strong> zeemilieu).Wanneer deze gegevens niet beschikbaar zijn, gaat men er van uit dat een verhouding BOD 5 (5 dagen) /COD ≥ 0,5 wijst op een snelle afbreekbaarheid.Er mag bij de bepaling van de snelle afbreekbaarheid 18 rekening gehouden worden met niet biologischeafbreekbaarheid (zoals hydrolyse), primaire biologische en niet biologische afbreekbaarheid,afbreekbaarheid in niet-aquatische milieus en bewezen snelle afbreekbaarheid in <strong>het</strong> milieu.Stoffen worden als snel afbreekbaar in <strong>het</strong> milieu beschouwd indien aan de volgende criteria voldaanwordt :a) bij <strong>het</strong> onderzoek van de gemakkelijke biologische afbreekbaarheid over 28 dagen worden devolgende afbraakpercentages bekomen :i) testen gebaseerd op opgeloste organische koolstof : 70 % ;ii) testen gebaseerd op <strong>het</strong> verdwijnen van zuurstof of de vorming van koolstofdioxide : 60 % van<strong>het</strong> theoretisch maximum ;deze biologische afbraakpercentages moeten bereikt worden binnen de tien dagen die volgen op<strong>het</strong> begin van de afbraak ; daarbij is <strong>het</strong> begin van de afbraak <strong>het</strong> ogenblik waarop 10 % van destof afgebroken is, tenzij de stof geïdentificeerd is als een complexe multicomponentstof, metstructuureel gelijkaardige bestanddelen. In dat geval, en wanneer er een voldoende rechtvaardigingis, mag afgeweken worden van de voorwaarde met betrekking tot <strong>het</strong> interval van 10 dagen en gaatmen er van uit dat <strong>het</strong> vereist niveau van biologische afbraak bereikt is na 28 dagen 19 ; ofb) wanneer enkel de gegevens <strong>betreffende</strong> de BOD en COD beschukbaar zijn, is de verhouding BOD 5/ COD ≥ 0,5 ; ofc) indien er andere overtuigende wetenschappelijke bewijzen bestaan die aantonen dat de stof of <strong>het</strong>mengsel in <strong>het</strong> aquatisch milieu voor meer dan 70 % afgebroken kan worden (via biologische of nietbiologische weg) binnen een periode van 28 dagen.2.2.9.1.10.3 Categorieën en criteria voor de classificatie van stoffen2.2.9.1.10.3.1 De stoffen die aan de giftigheidscriteria Acuut 1, Chronisch 1 of Chronisch 2 voldoen conformtabel 2.2.9.1.10.3.1, moeten bij de milieugevaarlijke stoffen (aquatisch milieu) ingedeeld worden.Deze criteria beschrijven in detail de classificatiecategorieën. Ze worden onder de vorm van eendiagram samengevat in tabel 2.2.9.1.10.3.2.18 Een specifieke leidraad <strong>betreffende</strong> de interpretatie van de gegevens is te vinden in hoofdstuk 4.1 en bijlage 9 van <strong>het</strong> GHS.19 Zie hoofdstuk 4.1 en bijlage 9, paragraaf A9.4.2.2.3 van <strong>het</strong> GHS.2.2 - 112

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!