12.07.2015 Views

Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer ... - Cepa

Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer ... - Cepa

Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer ... - Cepa

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

elkaar onafhankelijke afsluitinrichtingen, waarvan de eerste een afsluiter moet zijn die zich zo dichtmogelijk bij de mantel bevindt en de tweede een blindflens of een gelijkwaardige inrichting.6.7.4.5.4 Op de secties van leidingen die aan beide uiteinden kunnen afgesloten worden en waarin vloeibareproducten opgesloten kunnen blijven, moet een automatisch werkend lozingssysteem worden voorzien omeen overdruk in de leiding te verhinderen.6.7.4.5.5 Tanks met vacuümisolatie moeten geen inspectieopening bezitten.6.7.4.5.6 De uitwendige uitrustingsstukken moeten zoveel mogelijk gegroepeerd worden.6.7.4.5.7 Alle aansluitingspunten van een mobiele tank moeten voorzien zijn van duidelijke merktekens die hunfunctie aangeven.6.7.4.5.8 Elke afsluiter of elke andere afsluitinrichting moet ontworpen en vervaardigd worden in functie van eennominale druk die ten minste gelijk is aan de MAWP van de houder, met inachtname van de tijdens <strong>het</strong>vervoer te verwachten temperaturen. Alle schroefsluitingen moeten zich in wijzerzin sluiten. Bij de andereafsluiters moet de stand (open en gesloten) en de sluitrichting duidelijk aangegeven worden. Alle afsluitersmoeten zodanig ontworpen zijn dat ze niet ontijdig kunnen geopend worden.6.7.4.5.9 Wanneer een inrichting voor drukopbouw wordt gebruikt, moeten haar aansluitingen voor vloeistoffen endampen voorzien zijn van een afsluiter die zich zo dicht mogelijk bij de mantel bevindt om te verhinderendat de inhoud vrijkomt wanneer de inrichting beschadigingen oploopt.6.7.4.5.10 De leidingen moeten zodanig ontworpen, vervaardigd en gemonteerd worden dat elk risico opbeschadiging ten gevolge van thermische uitzetting en inkrimping, mechanische schokken of trillingenwordt vermeden. Alle leidingen moeten uit een geschikt materiaal vervaardigd zijn. Om lekken ten gevolgevan brand te vermijden, mogen bij alle uitloopopeningen alleen stalen buizen en lasverbindingen gebruiktworden tussen de mantel en de koppeling met de eerste afsluiter. De bevestigingsmethode van deafsluiter aan deze koppeling moet de goedkeuring wegdragen van de bevoegde overheid of een door haaraangewezen instelling. Op de andere plaatsen moeten de buizen door lassen met elkaar verbondenworden wanneer dit nodig is.6.7.4.5.11 De verbindingen tussen koperen buizen moeten gebraseerd zijn of uit een even sterke metalen bindingbestaan. Het smeltpunt van <strong>het</strong> braseermateriaal mag niet lager zijn dan 525ºC. De verbindingen mogende sterkte van de buis niet verminderen zoals dat bij schroefverbindingen <strong>het</strong> geval is.6.7.4.5.12 De constructiematerialen van de afsluiters en de toebehoren moeten bevredigende eigenschappenbezitten bij de minimale bedrijfstemperatuur van de mobiele tank.6.7.4.5.13 De barstdruk van alle leidingen en hun armaturen mag niet lager zijn dan de grootste van de volgendewaarden: vier maal de MAWP van de houder, of vier maal de druk waaraan deze inbedrijfsomstandigheden kan onderworpen worden door de werking van een pomp of van een andereinrichting (met uitzondering van de decompressieinrichtingen).6.7.4.6 Decompressieinrichtingen6.7.4.6.1 Elke houder moet uitgerust zijn met ten minste twee onafhankelijke veerbelaste decompressieinrichtingen.De inrichtingen moeten zich automatisch openen bij een druk die niet lager mag zijn dan de MAWP enmoeten volledig geopend zijn bij een druk die gelijk is aan 110% van de MAWP. Na <strong>het</strong> afblazen moetendeze inrichtingen opnieuw sluiten bij een druk die niet meer dan 10% onder de openingsdruk mag liggenen ze moeten bij alle lagere drukken gesloten blijven. De decompressieinrichtingen moeten van een typezijn dat weerstaat aan dynamische krachten, met inbegrip van deze die veroorzaakt worden door debewegingen van de vloeistof.6.7.4.6.2 De houders voor <strong>het</strong> vervoer van niet-brandbare gekoelde, vloeibaar gemaakte gassen en van waterstofmogen bovendien voorzien zijn van breekplaten die parallel aan de veerbelaste decompressieinrichtingengemonteerd zijn, zoals aangegeven in 6.7.4.7.2 en 6.7.4.7.3.6.7.4.6.3 De decompressieinrichtingen moeten zodanig ontworpen zijn dat ze verhinderen dat vreemde stoffen dehouder binnendringen, dat gas weglekt of dat een gevaarlijke overdruk zich opbouwt.6.7.4.6.4 De decompressieinrichtingen moeten goedgekeurd worden door de bevoegde overheid of door een doorhaar aangewezen instelling.6.7.4.7 Capaciteit en afstelling van decompressieinrichtingen6.7.4.7.1 Indien <strong>het</strong> vacuüm verdwijnt bij een tank met vacuümisolatie of 20% van de isolatie vernietigd wordt bij eentank die met behulp van vaste materialen geïsoleerd is, moet de gecombineerde afblaascapaciteit van allegeïnstalleerde decompressieinrichtingen voldoende zijn om de druk in de houder (met inbegrip van degeaccumuleerde druk) niet hoger te laten oplopen dan 120% van de MAWP.6.7.4.7.2 Voor de niet-brandbare gekoelde, vloeibaar gemaakte gassen (behalve zuurstof) en voor waterstof kandeze afblaascapaciteit verzekerd worden door gebruik te maken van breekplaten die parallel aan devoorgeschreven veiligheidsinrichtingen gemonteerd zijn. Deze breekplaten moet barsten bij een nominaledruk die gelijk is aan de beproevingsdruk van de houder.6.7-32

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!