12.07.2015 Views

Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer ... - Cepa

Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer ... - Cepa

Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer ... - Cepa

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

decompressieinrichting, moet de ruimte tussen de breekplaat en de inrichting aangesloten zijn op eenmanometer of een ander geschikt instrument om elke breuk, perforatie of lekkage van de plaat te kunnendetecteren die de goede werking van <strong>het</strong> decompressiesysteem zou kunnen verstoren. De breekplaatmoet barsten bij een nominale druk die 10% hoger is dan de openingsdruk van de inrichting.6.7.2.8.4 De mobiele tanks met een inhoud van minder dan 1900 liter moeten voorzien zijn van eendecompressieinrichting; dit mag een breekplaat zijn indien die voldoet aan de voorschriften van 6.7.2.11.1.Indien geen veerbelaste decompressieinrichting wordt gebruikt, moet de breekplaat barsten bij eennominale druk die gelijk is aan de beproevingsdruk. Daarenboven mogen ook smeltveiligheden diebeantwoorden aan 6.7.2.10.1 gebruikt worden.6.7.2.8.5 Indien de houder uitgerust is om onder druk gelost te worden, moet de drukaanvoerleiding uitgerust zijnmet een decompressieinrichting die afgesteld is om in werking te treden bij een druk die niet hoger is dande MAWP van de houder, en met een afsluiter die zich zo dicht mogelijk bij de houder moet bevinden.6.7.2.9 Afstelling van de decompressieinrichtingen6.7.2.9.1 Er dient opgemerkt dat de decompressieinrichtingen maar mogen functioneren wanneer de temperatuur testerk stijgt, aangezien de houder onder normale vervoersomstandigheden niet aan buitensporigedrukschommelingen onderworpen mag worden (zie 6.7.2.12.2).6.7.2.9.2 De voorgeschreven decompressieinrichting moet afgesteld zijn op een nominale openingsdruk die gelijk isaan 5/6 van de beproevingsdruk voor houders met een beproevingsdruk van ten hoogste 4,5 bar, en aan110% van 2/3 van de beproevingsdruk voor houders met een beproevingsdruk van meer dan 4,5 bar. Na<strong>het</strong> afblazen moet de inrichting opnieuw sluiten bij een druk die niet meer dan 10% onder de openingsdrukmag liggen. De inrichting moet bij alle lagere drukken gesloten blijven. Onderhavig voorschrift verbiedt <strong>het</strong>gebruik van onderdrukventielen of van een combinatie van een decompressieinrichting en eenonderdrukventiel niet.6.7.2.10 Smeltveiligheden6.7.2.10.1 Smeltveiligheden moeten smelten bij een temperatuur die gelegen is tussen 100°C en 149°C, opvoorwaarde dat bij de smelttemperatuur de druk in de houder niet hoger is dan de beproevingsdruk. Zemoeten bovenaan de houder worden geplaatst, met hun inlaat in de dampfase; wanneer hun gebruik deveiligheid gedurende <strong>het</strong> vervoer tot doel heeft, mogen zij niet tegen de warmte van buitenuit beschermdworden. Smeltveiligheden mogen niet gebruikt worden op mobiele tanks met een beproevingsdruk vanmeer dan 2,65 bar, behalve wanneer zulks voorgeschreven wordt door bijzondere bepaling TP36 in kolom(11) van tabel A in hoofdstuk 3.2. Smeltveiligheden die worden gebruikt op mobiele tanks, bestemd voor<strong>het</strong> vervoer van verwarmde stoffen, moeten ontworpen zijn om te functioneren bij een temperatuur diehoger is dan de maximale temperatuur die tijdens <strong>het</strong> vervoer zal optreden en moeten beantwoorden aande eisen van de bevoegde overheid of van een door haar aangewezen instelling.6.7.2.11 Breekplaten6.7.2.11.1 Tenzij in 6.7.2.8.3 anders is voorgeschreven, moeten de breekplaten barsten bij een nominale druk diegelijk is aan de beproevingsdruk in <strong>het</strong> bereik van de berekeningstemperaturen. Indien breekplatenworden gebruikt, moet bijzondere aandacht worden besteed aan de voorschriften van 6.7.2.5.1 en6.7.2.8.3.6.7.2.11.2 De breekplaten moeten geschikt zijn voor de onderdrukken die zich in de mobiele tank kunnen voordoen.6.7.2.12 Capaciteit van de decompressieinrichtingen6.7.2.12.1 De in 6.7.2.8.1 beoogde veerbelaste decompressieinrichting moet een doorgang bezitten met eendwarsdoorsnede die ten minste gelijkwaardig is aan een opening met een diameter van 31,75 mm.Onderdrukventielen moeten, in voorkomend geval, een doorgang bezitten met een dwarsdoorsnede vanten minste 284 mm².6.7.2.12.2 De gecombineerde afblaascapaciteit van de decompressieinrichtingen (rekening houdend met devermindering van deze capaciteit wanneer de mobiele tank uitgerust is met breekplaten stroomopwaartsvan de veerbelaste decompressieinrichtingen of wanneer deze inrichtingen voorzien zijn van eenbescherming tegen vlaminslag) moet voldoende zijn om de druk in de houder tot niet meer dan 20% bovende openingsdruk van de decompressieinrichting te laten oplopen wanneer de tank volledig omsloten isdoor vlammen. Om de volledige voorgeschreven afblaascapaciteit te bereiken, mogendecompressieinrichtingen voor noodgevallen worden gebruikt. Deze inrichtingen mogen smeltveiligheden,veerbelaste inrichtingen, breekplaten of een combinatie van veerbelaste inrichtingen en breekplaten zijn.De totale vereiste capaciteit van de decompressieinrichtingen kan bepaald worden aan de hand van deformule in 6.7.2.12.2.1 of van de tabel in 6.7.2.12.2.3.6.7.2.12.2.1 Om de totale vereiste afblaascapaciteit van de decompressieinrichtingen te bepalen - die beschouwd moetworden als de som van de afzonderlijke capaciteiten van alle inrichtingen die er toe bijdragen - wordt devolgende formule gebruikt :0,82FAQ = 12,4LCZTM6.7-8

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!