12.07.2015 Views

Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer ... - Cepa

Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer ... - Cepa

Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer ... - Cepa

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

proefstaven met een rechthoekige dwarsdoorsnede overeenkomstig de ISO-norm 6892:1998, waarbij eenlengte tussen de meetpunten van 50 mm gebruikt wordt.6.7.4.4 Minimale wanddikte van de houder6.7.4.4.1 De minimale wanddikte van de houder moet gelijk zijn aan de grootste van de volgende waarden:a) de minimale dikte, vastgesteld overeenkomstig de voorschriften van 6.7.4.4.2 t/m 6.7.4.4.7; ofb) de minimale dikte, vastgesteld overeenkomstig de erkende code voor drukhouders en rekeninghoudend met de voorschriften van 6.7.4.3.6.7.4.4.2 De wanden van de houders waarvan de diameter ten hoogste 1,80 m bedraagt moeten ten minste 5 mmdik zijn indien ze uit referentiestaal zijn vervaardigd; ze moeten een gelijkwaardige dikte bezitten indien zeuit een ander metaal bestaan. Wanneer de diameter groter is dan 1,80 m wordt deze minimale dikte 6 mmindien de houders uit zacht staal zijn vervaardigd of een gelijkwaardige dikte indien ze uit een andermetaal bestaan.6.7.4.4.3 De wanden van de houders met vacuümisolatie waarvan de diameter ten hoogste 1,80 m bedraagtmoeten ten minste 3 mm dik zijn indien ze uit referentiestaal zijn vervaardigd; ze moeten eengelijkwaardige dikte bezitten indien ze uit een ander metaal bestaan. Wanneer de diameter groter is dan1,80 m wordt deze minimale dikte 4 mm indien de houders uit zacht staal zijn vervaardigd of eengelijkwaardige dikte indien ze uit een ander metaal bestaan.6.7.4.4.4 Bij de tanks met vacuümisolatie moet de gezamenlijke dikte van de mantel en de houder overeenstemmenmet de in 6.7.4.4.2 voorgeschreven minimale dikte, waarbij de dikte van de houder zelf niet minder magzijn dan de in 6.7.4.4.3 voorgeschreven minimale dikte.6.7.4.4.5 De wanden van de houders moeten ten minste 3 mm dik zijn, ongeacht <strong>het</strong> constructiemateriaal.6.7.4.4.6 De gelijkwaardige dikte van een metaal, met uitzondering van die welke voor <strong>het</strong> referentiestaal in6.7.4.4.2 en 6.7.4.4.3 is voorgeschreven, moet bepaald worden met de volgende formule:waarin :e 1e =1321,4e10Rm A= vereiste gelijkwaardige dikte van <strong>het</strong> gebruikt metaal (in mm);e o = minimale dikte (in mm) die voor <strong>het</strong> referentiestaal gespecificeerd is in 6.7.4.4.2 en 6.7.4.4.3 ;Rm 1 = gegarandeerde minimale treksterkte (in N/mm²) van <strong>het</strong> gebruikt metaal (zie 6.7.4.3.3);A 1= gegarandeerde minimale rek bij breuk van <strong>het</strong> gebruikt metaal volgens nationale of <strong>internationale</strong>normen (in %).6.7.4.4.7 In geen geval mag de wanddikte kleiner zijn dan de in 6.7.4.4.1 t/m 6.7.4.4.5 voorgeschreven waarden.Alle delen van de houder moeten de in 6.7.4.4.1 t/m 6.7.4.4.6 vastgelegde minimale dikte bezitten. Eeneventuele corrosietoeslag mag niet in deze dikte opgenomen worden.6.7.4.4.8 Ter hoogte van de verbindingen tussen de bodems en <strong>het</strong> cilindrisch gedeelte van de houder mag zichgeen plotselinge verandering van plaatdikte voordoen.6.7.4.5 Bedrijfsuitrusting6.7.4.5.1 De bedrijfsuitrusting moet zodanig worden geplaatst dat zij beschermd is tegen de risico’s van afrukking ofbeschadiging gedurende de behandeling en <strong>het</strong> vervoer. Wanneer de verbinding tussen <strong>het</strong> raamwerk ende houder hun verplaatsing ten opzichte van elkaar toelaat, moet de bevestiging van de uitrustingsstukkeneen dergelijke verplaatsing mogelijk maken zonder dat deze laatste <strong>het</strong> risico lopen om beschadigd teworden. De uitwendige losinrichtingen (verbindingen van leidingen, afsluitinrichtingen), de inwendigeafsluiter en zijn zitting moeten zo beschermd zijn dat ze niet kunnen afgerukt worden onder invloed vanuitwendige krachten (bijvoorbeeld door gebruik te maken van breukzones). De vul- en losinrichtingen (metinbegrip van flenzen of schroefstoppen) en de eventuele beschermkappen moeten tegen ontijdig openenbeveiligd kunnen worden.6.7.4.5.2 Elke laad- en losopening van mobiele tanks die gebruikt worden voor <strong>het</strong> vervoer van brandbare gekoelde,vloeibaar gemaakte gassen moet voorzien zijn van ten minste drie in serie geplaatste en van elkaaronafhankelijke afsluitinrichtingen, waarvan de eerste een afsluiter moet zijn die zich zo dicht mogelijk bij demantel bevindt, de tweede een afsluiter en de derde een blindflens of een gelijkwaardige inrichting. Deafsluiter die zich <strong>het</strong> dichtst bij de mantel bevindt moet een snelsluitende inrichting zijn die automatischsluit wanneer de mobiele tank zich tijdens <strong>het</strong> vullen of <strong>het</strong> lossen ongewild verplaatst of wanneer dehouder ingesloten is door vlammen. Deze inrichting moet ook van op afstand in werking kunnen gesteldworden.6.7.4.5.3 Elke laad- en losopening van mobiele tanks die gebruikt worden voor <strong>het</strong> vervoer van niet brandbaregekoelde, vloeibaar gemaakte gassen moet voorzien zijn van ten minste twee in serie geplaatste en van16.7-31

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!