12.07.2015 Views

Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer ... - Cepa

Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer ... - Cepa

Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer ... - Cepa

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

minimale waarden voor Re en Rm volgens de materiaalnormen tot 15% overschreden worden, indien dezehogere waarden in de controlecertificaat van <strong>het</strong> materiaal geattesteerd worden. Indien voor <strong>het</strong> metaal inkwestie geen materiaalnorm bestaat, moeten de gebruikte waarden van Re en Rm goedgekeurd wordendoor de bevoegde overheid of door een door haar aangewezen instelling.6.7.3.3.3.2 Bij de bouw van gelaste houders zijn geen staalsoorten toegelaten waarvan de verhouding Re/Rm groteris dan 0,85. Bij <strong>het</strong> berekenen van deze verhouding moet gebruik gemaakt worden van de waarden vanRe en Rm die in controlecertificaat van <strong>het</strong> materiaal geattesteerd worden.6.7.3.3.3.3 De bij de constructie van de houders gebruikte staalsoorten moeten een rek bij breuk bezitten (in %) vanten minste 10000/Rm, met een absoluut minimum van 16% voor fijnkorrelig staal en van 20% voor deandere staalsoorten.6.7.3.3.3.4 Voor <strong>het</strong> bepalen van de reëele materiaalkarakteristieken moet bij platen de as van de trekproefstaafloodrecht (dwars) op de walsrichting staan. De blijvende rek bij breuk moet gemeten worden opproefstaven met een rechthoekige dwarsdoorsnede overeenkomstig de ISO-norm 6892:1998, waarbij eenlengte tussen de meetpunten van 50 mm gebruikt wordt.6.7.3.4 Minimale wanddikte van de houder6.7.3.4.1 De minimale wanddikte van de houder moet gelijk zijn aan de grootste van de volgende waarden:a) de minimale dikte, vastgesteld overeenkomstig de voorschriften van 6.7.3.4; ofb) de minimale dikte, vastgesteld overeenkomstig de erkende code voor drukhouders en rekeninghoudend met de voorschriften van 6.7.3.3.6.7.3.4.2 De wanden, de bodems en de mangatdeksels van de houders waarvan de diameter ten hoogste 1,80 mbedraagt moeten ten minste 5 mm dik zijn indien ze uit referentiestaal zijn vervaardigd; ze moeten eengelijkwaardige dikte bezitten indien ze uit een ander metaal bestaan. Wanneer de diameter groter is dan1,80 m wordt deze minimale dikte 6 mm indien de houders uit zacht staal zijn vervaardigd of eengelijkwaardige dikte indien ze uit een ander metaal bestaan.6.7.3.4.3 De wanden, de bodems en de mangatdeksels van alle houders moeten ten minste 4 mm dik zijn, ongeacht<strong>het</strong> constructiemateriaal.6.7.3.4.4 De gelijkwaardige dikte van een metaal, met uitzondering van die welke voor <strong>het</strong> referentiestaal in6.7.3.4.2 is voorgeschreven, moet bepaald worden met de volgende formule:waarin:e 1e =1321,4e10Rm A= vereiste gelijkwaardige dikte van <strong>het</strong> gebruikt metaal (in mm);e o = minimale dikte (in mm) die voor <strong>het</strong> referentiestaal gespecificeerd is in 6.7.3.4.2;Rm 1 = gegarandeerde minimale treksterkte (in N/mm²) van <strong>het</strong> gebruikt metaal (zie 6.7.3.3.3);A 1= gegarandeerde minimale rek bij breuk van <strong>het</strong> gebruikt metaal volgens nationale of <strong>internationale</strong>normen (in %).6.7.3.4.5 In geen geval mag de wanddikte kleiner zijn dan de in 6.7.3.4.1 t/m 6.7.3.4.3 voorgeschreven waarden.Alle delen van de houder moeten de in 6.7.3.4.1 t/m 6.7.3.4.3 vastgelegde minimale dikte bezitten. Eeneventuele corrosietoeslag mag niet in deze dikte opgenomen worden.6.7.3.4.6 Indien zacht staal wordt gebruikt (zie 6.7.3.1) moet de berekening met de formule van 6.7.3.4.4 nietuitgevoerd worden.6.7.3.4.7 Ter hoogte van de verbindingen tussen de bodems en <strong>het</strong> cilindrisch gedeelte van de houder mag zichgeen plotselinge verandering van plaatdikte voordoen.6.7.3.5 Bedrijfsuitrusting6.7.3.5.1 De bedrijfsuitrusting moet zodanig worden geplaatst dat zij beschermd is tegen de risico’s van afrukking ofbeschadiging gedurende de behandeling en <strong>het</strong> vervoer. Wanneer de verbinding tussen <strong>het</strong> raamwerk ende houder hun verplaatsing ten opzichte van elkaar toelaat, moet de bevestiging van de uitrustingsstukkeneen dergelijke verplaatsing mogelijk maken zonder dat deze laatste <strong>het</strong> risico lopen om beschadigd teworden. De uitwendige losinrichtingen (verbindingen van leidingen, afsluitinrichtingen), de inwendigeafsluiter en zijn zitting moeten zo beschermd zijn dat ze niet kunnen afgerukt worden onder invloed vanuitwendige krachten (bijvoorbeeld door gebruik te maken van breukzones). De vul- en losinrichtingen (metinbegrip van flenzen of schroefstoppen) en de eventuele beschermkappen moeten tegen ontijdig openenbeveiligd kunnen worden.6.7.3.5.2 Al de openingen met een diameter van meer dan 1,5 mm in de houder van mobiele tanks moeten voorzienzijn van ten minste drie in serie geplaatste en van elkaar onafhankelijke afsluitinrichtingen, waarvan deeerste een inwendige afsluiter, een doorstroombegrenzer of een gelijkwaardige inrichting is, de tweede16.7-19

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!