12.07.2015 Views

Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer ... - Cepa

Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer ... - Cepa

Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer ... - Cepa

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

6.7-20een uitwendige afsluiter en de derde een blindflens of een gelijkwaardige inrichting; dit geldt niet voor deopeningen die bestemd zijn voor de decompressieinrichtingen, de inspectieopeningen en de geslotenpurgeergaten.Indien een mobiele tank uitgerust is met een doorstroombegrenzer, moet deze zodanig gemonteerd zijndat zijn zitting zich binnenin de houder bevindt of langs de binnenkant van een aangelaste flens, ofmoeten, indien hij uitwendig gemonteerd is, zijn bevestigingsinrichtingen zodanig ontworpen worden datzijn doeltreffendheid behouden blijft wanneer zich schokken voordoen. De doorstroombegrenzers moetenzodanig gekozen en gemonteerd worden dat ze automatisch sluiten wanneer <strong>het</strong> door de fabrikantgespecificeerd debiet wordt bereikt. De doorstroomcapaciteit van de verbindingen en toebehoren voor ofachter een dergelijke begrenzer moeten groter zijn dan <strong>het</strong> berekend debiet van de doorstroombegrenzer.6.7.3.5.3 De eerste afsluitinrichting op de laad- en losopeningen moet een inwendige afsluiter zijn en de tweede eenafsluiter die op elke laad- en losleiding op een toegankelijke plaats geïnstalleerd is.6.7.3.5.4 Op de onderaan gelegen laad- en losopeningen van mobiele tanks die bestemd zijn voor <strong>het</strong> vervoer vanbrandbare en/of giftige niet gekoelde, vloeibaar gemaakte gassen, moet de inwendige afsluiter eensnelsluitende veiligheidsinrichting zijn die automatisch sluit in geval van een ongewilde verplaatsing van demobiele tank tijdens <strong>het</strong> vullen of <strong>het</strong> lossen of in geval van insluiting door vlammen. De afsluiter van dezeinrichting moet ook van op afstand in werking kunnen gesteld worden indien de mobiele tanks een inhoudhebben van meer dan 1000 liter.6.7.3.5.5 De houders moeten – naast de openingen voor laden, lossen en drukontlasting – voorzien zijn vanopeningen voor de installatie van peilmeters, thermometers en manometers. Voor de installatie van dezeinstrumenten moeten geschikte, gelaste tuiten of holtes voorzien zijn en geen schroefverbindingendoorheen de houder.6.7.3.5.6 Alle mobiele tanks moeten voorzien zijn van mangaten of van andere inspectieopeningen, die grootgenoeg zijn om een inwendige controle mogelijk te maken en afdoende toegang verschaffen voor <strong>het</strong>uitvoeren van reparaties en onderhoud binnenin.6.7.3.5.7 De uitwendige uitrustingsstukken moeten zoveel mogelijk gegroepeerd worden.6.7.3.5.8 Alle aansluitingspunten van een mobiele tank moeten voorzien zijn van duidelijke merktekens die hunfunctie aangeven.6.7.3.5.9 Elke afsluiter of elke andere afsluitinrichting moet ontworpen en vervaardigd worden in functie van eennominale druk die ten minste gelijk is aan de MAWP van de houder, met inachtname van de tijdens <strong>het</strong>vervoer te verwachten temperaturen. Alle schroefsluitingen moeten zich in wijzerzin sluiten. Bij de andereafsluiters moet de stand (open en gesloten) en de sluitrichting duidelijk aangegeven worden. Alle afsluitersmoeten zodanig ontworpen zijn dat ze niet ontijdig kunnen geopend worden.6.7.3.5.10 De leidingen moeten zodanig ontworpen, vervaardigd en gemonteerd worden dat elk risico opbeschadiging ten gevolge van thermische uitzetting en inkrimping, mechanische schokken of trillingenwordt vermeden. Alle leidingen moeten uit geschikt metaal vervaardigd zijn. De leidingen moeten zoveelals mogelijk door lassen met elkaar verbonden worden.6.7.3.5.11 De verbindingen tussen koperen buizen moeten gebraseerd zijn of uit een even sterke metalen bindingbestaan. Het smeltpunt van <strong>het</strong> braseermateriaal mag niet lager zijn dan 525ºC. De verbindingen mogende sterkte van de buis niet verminderen zoals dat bij schroefverbindingen <strong>het</strong> geval is.6.7.3.5.12 De barstdruk van alle leidingen en hun armaturen mag niet lager zijn dan de grootste van de volgendewaarden : vier maal de MAWP van de houder, of vier maal de druk waaraan deze in bedrijfsomstandighedenkan onderworpen worden door de werking van een pomp of van een andere inrichting(met uitzondering van de decompressieinrichtingen).6.7.3.5.13 Bij de vervaardiging van afsluitinrichtingen, kleppen en toebehoren moeten vervormbare metalen gebruiktworden.6.7.3.6 Openingen in <strong>het</strong> onderste gedeelte6.7.3.6.1 Bepaalde niet gekoelde, vloeibaar gemaakte gassen mogen niet vervoerd worden in mobiele tanks dievoorzien zijn van openingen in <strong>het</strong> onderste gedeelte. Wanneer de instructie voor vervoer in mobiele tanksT50 in 4.2.5.2.6 aangeeft dat openingen in <strong>het</strong> onderste gedeelte niet zijn toegestaan, mogen er zich geenopeningen onder de vloeistofspiegel bevinden wanneer de houder tot zijn maximaal toegelatenvullingsgraad is gevuld.6.7.3.7 Decompressieinrichtingen6.7.3.7.1 De mobiele tanks moeten uitgerust zijn met één of meerdere veerbelaste decompressieinrichtingen. Deinrichtingen moeten zich automatisch openen bij een druk die niet lager mag zijn dan de MAWP en moetenvolledig geopend zijn bij een druk die gelijk is aan 110% van de MAWP. Na <strong>het</strong> afblazen moeten dezeinrichtingen opnieuw sluiten bij een druk die niet meer dan 10% onder de openingsdruk mag liggen en zemoeten bij alle lagere drukken gesloten blijven. De decompressieinrichtingen moeten van een type zijn datweerstaat aan dynamische krachten, met inbegrip van deze die veroorzaakt worden door de bewegingenvan de vloeistof. Het gebruik van breekplaten is verboden, behalve wanneer ze in serie met eenveerbelaste decompressieinrichting gemonteerd zijn.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!