01.08.2013 Views

Het Kapitaal - Marxists Internet Archive

Het Kapitaal - Marxists Internet Archive

Het Kapitaal - Marxists Internet Archive

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

In het Verenigd Koninkrijk werd in 1855 61.453.079 ton kolen geproduceerd ter waarde van<br />

£16.113.167 en in 1864 92.787.873 ton kolen ter waarde van £23.197.968; in 1855 bedroeg de<br />

productie van ruw ijzer 3.218.154 ton met een waarde van £8.045.385 en in 1864 4.767.951 ton<br />

met een waarde van £11.919.877. In 1854 was de lengte van het in het Verenigd Koninkrijk<br />

geëxploiteerde spoorwegnet 8.054 mijl met een gestort kapitaal van £286.068.794 en in 1864 een<br />

lengte van 12.789 mijl met een gestort kapitaal van £425.719.613. De totale in- en uitvoer van het<br />

Verenigd Koninkrijk bedroeg in 1854 £268.210.145 en in 1865 £489.923.285. De volgende tabel<br />

geeft de beweging van de uitvoer aan:<br />

[100]<br />

Na deze enkele gegevens begrijpt men de triomfantelijke uitroep van het hoofd van de Engelse<br />

bevolkingsdienst: ‘Hoe snel de bevolking ook toenam, zij heeft geen gelijke tred gehouden met<br />

de groei van de industrie en van de rijkdom.’[101] Laten wij nu eens kijken naar de directe agenten<br />

van deze industrie of de producenten van deze rijkdom: de arbeidersklasse. ‘<strong>Het</strong> is één van de<br />

verdrietigste kenmerken van de maatschappelijke toestand in dit land,’ zo verklaart Gladstone,<br />

‘dat bij een daling van de consumptiekracht van het volk en een toeneming van de ontberingen en<br />

van de ellende van de arbeidende klasse gelijktijdig een voortdurende accumulatie van rijkdom in<br />

de hogere lagen en een onafgebroken groei van kapitaal plaatsvindt.’[102] Aldus sprak deze<br />

stichtelijke minister in het Lagerhuis op 13 februari 1843. Op 16 april 1863, twintig jaar later, zei<br />

hij in een redevoering bij de indiening van de begroting: ‘Van 1842 tot 1852 nam het belastbare<br />

inkomen van dit land met 6 % toe. . . Gedurende de acht jaren van 1853 tot 1861 nam het, wanneer<br />

we 1853 als basis nemen, met 20 % toe. Dit feit is zo verbazingwekkend, dat het bijna ongelofelijk<br />

is. . . Deze bedwelmende toeneming van rijkdom en macht. . . is geheel en al tot de bezittende<br />

klasse beperkt. . . Maar zij moet indirect ook aan de arbeidende bevolking ten goede komen,<br />

omdat hierdoor de waren van de algemene consumptie goedkoper worden — terwijl de rijken<br />

rijker zijn geworden, zijn de armen in ieder geval minder arm geworden. Hiermee wil ik niet<br />

beweren dat de grootste armoede minder is geworden.’[103] Welk een laffe anticlimax! Wanneer<br />

de arbeidersklasse ‘arm’ is gebleven, alleen ‘minder arm’ in verhouding tot de voor de klasse van<br />

het eigendom voortgebrachte ‘bedwelmende toeneming van rijkdom en macht’, dan is zij relatief<br />

even arm gebleven. Wanneer de grootste armoede niet kleiner is geworden, dan is deze groter<br />

geworden, omdat de grootste rijkdom is toegenomen. Wat betreft het goedkoper worden van de<br />

bestaansmiddelen, toont de officiële statistiek — bijvoorbeeld de gegevens van het Londense<br />

weeshuis — voor het gemiddelde van de drie jaren 1860-62 vergeleken met de jaren 1851-53 een<br />

prijsstijging van 20 % aan. In de volgende drie jaren, 1863-65, zien we een toenemende prijsstijging<br />

van vlees, boter, melk, suiker, zout, steenkool en van een groot aantal andere noodzakelijke<br />

bestaansmiddelen.[104] De volgende begrotingsrede van Gladstone op 7 april 1864 is een vurige<br />

lofzang op de vooruitgang van de winstmakerij en op het door ‘armoede’ getemperde geluk van<br />

het volk. Hij heeft het over massa’s ‘die aan de rand van het pauperisme’ staan, over bedrijfstakken<br />

‘waar het loon niet is gestegen’ en hij vat ten slotte het geluk van de arbeidersklasse samen in<br />

de woorden: ‘in negen van de tien gevallen is het menselijke leven een loutere strijd om het<br />

bestaan’.[105] Professor Fawcett, die niet zoals Gladstone door zijn ambt een zekere consideratie<br />

aan de dag moet leggen, verklaart ronduit: Ik ontken natuurlijk niet dat het geldloon met deze

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!